ISBN 90-5188-065-0, 38 blz.
Omslag en typografie: Anton Feddema
‘De kinderen zijn wel geweest. Het hek staat open
en de vleermuis is weg. Ik zei, doe dat schrikdraad –
maar nee, meneer is thuis. Plant hij een vlag in een
tennisschoen, laat lopen die kraan. Wie maakt straks
de badkuip schoon. Als de lupine het redden wil en
kadetjes zijn gesmeerd. Goedbloed weet ondertussen
waar de wijkuitleen strandt. In een poncho, kan nog
beter gaan ronselen voor het vreemdelingenlegioen.
Wel. En wat zit je nou met die eend voor het raam.’
Verschillende dichters, zoals K. Michel, F. van Dixhoorn en Hans Kloos, publiceerden hun eerste dichtbundel bij uitgeverij Perdu. Hun werk wordt inmiddels alom gewaardeerd en verschijnt nu bij gerenommeerde uitgeverijen. Kennelijk heeft Perdu een antenne voor poëtisch talent. Dit gegeven inspireerde de redactie een reeks te beginnen speciaal voor debuterende dichters: de Kleurenreeks. Als eerste verscheen daarin De gezel van Marc Kregting.
‘verrassende kwaliteit (...) het contrast van strenge beheersing en gedurfde chaos maakt deze gedichten bijzonder’ (juryrapport C. Buddingh’-prijs)
‘uitzonderlijk en zeer te prijzen’ (Rein Bloem, Parmentier)
‘ontegenzeggelijk twinkelt er iets in zijn taal’ (Peter de Boer, Trouw)
‘de volstrekte ontoereikendheid van het semische lezen acht ik nu ex absurdo bewezen (...) wervelende clip (...) op een pregnante manier geformuleerd (...) een welkom nieuw geluid’ (Geert Buelens, Yang)
‘Doordat Kregtings tekst het verschijnsel van de versregel niet benut, mist die tekst veel aan poëtisch gehalte. (…) Er zijn wel passages die een zekere coherentie vertonen, maar in het geheel genomen zijn deze gedichten raadselachtig en doet het meeste bijzonder gewild, stroef, hermetisch aan’ (T. van Deel, nblc)
‘De bundel heeft voor mij indertijd als lakmoesproef gewerkt: ik heb hem vervloekt, op de grond gegooid, weer opgepakt, gelezen en opnieuw gelezen. En uiteindelijk, na 31 keer lezen, raakte ik bevangen door de toon van De gezel. De onzin die de lezer om de oren gesmeten werd, leek wel degelijk iets te bevatten’ (Erik Lindner, De Groene Amsterdammer)
‘mysterieus is deze poëzie in hoge mate, dat is het enige dat vaststaat’ (Teletekst-Litterair)
‘vindt aansluiting bij een avant-garde die men verloren waande (...) heel verzorgde, uitgekiende poëzie (...) de poëzie van de toekomst’ (Hans Vandevoorde, Parmentier)
‘heeft iets intrigerends (...) een talentvolle babbelaar’ (Rogi Wieg, Het Parool)
Nominatie C. Buddingh’-prijs
Gebloemleesd:
- ‘Zijn sabel heet geen sabel meer. Wordt hij’ in: Hans Groenewegen, Vrede is eten met muziek. Sporen van oorlog in de Nederlandse poëzie. Van Gennep: Amsterdam 2005
- ‘Hij is met zichzelf doordrenkt, een konterfeitselpaar,’ in: Chrétien Breukers, 25 jaar Nederlandstalige poëzie, 1980-2005, in 666 en een stuk of wat gedichten. BnM: Nijmegen 2006.
Vertaald:
- ‘Er sieht, ein Sommer bläst auch Seifenblasen. Es war’, ‘Auf seinem Haar Niebel, der hängt, hehlersmüd’, ‘Ein Pierrot ist zwei. Sie pfriemeln einen hohen Hut’ in: Die Aussenseite des Elementes 11/2001 (vert. Ilja Braun).
- ‘Si, les enfants sont passés. La grille est ouverte’, ‘Vanesse qui s’envole de son talon. Il habille le frisson’ in: Le verre est un liquide vent. 33 poètes néerlandais. Une anthologie composée par Erik Lindner et Henk Pröpper. Farrago: Tours 2003 (vert. Daniel Cunin).
- 'In his hair mist droops, healer’s-fatigued’, Poetry International Web, 2010 (vert. Astrid Alben).