isbn 978 90 7920 262 1, 224 blz.
Grafische vormgeving www.gestalte.be
Oorspronkelijk wilde ik ridder worden of tuinarchitect. Het liefst ging ik natuurlijk in de voetballerij, desnoods parttime, als de meester van de vijfde die het geschopt had tot het Nederlands elftal (tweede helft tegen Tsjechoslowakije, 1969). Mijn constitutie werkte daar niet echt aan mee, dat begreep ik wel. Ik was wat in de vakliteratuur heette lui, pedant en ziekelijk.
Soms probeerde ik het heus, hield een balletje drie keer hoog, mikte op een lantaarnpaal maar bedoelde de ernaast geparkeerde auto, wreef aarde over mijn blote knieën. Ik moest dan, klonk het onverbiddelijk, op adem komen. En besloot in het gras te gaan liggen.
Zo pienter was ik, dat ik me ophield buiten bereik van het ouderlijk oog. Mijn grazige weiden bevonden zich aan de overzijde van een dijk die ik onder geen beding mocht oversteken. Een lichaam vol vervaarlijke beloften (als je er te hard over denkt, lezen mensen ze van het voorhoofd) trippelde langs een rustoord. Het heette Aeneas. Daarachter begon een park. Je kwam daar over een brug waarvan de okergele verf was afgebladderd. Ik bepaalde me tot het stukje niemandsland ervoor, evenmin geclaimd door een aanpalend ziekenhuis. Ik vertraagde mijn pas bij het talud en perste de bal in het opgeschoten gras. Liet me iets naar beneden glijden, richting sloot. In de verte zoefde vrachtverkeer naar België, ploeggenoot van de Lage Landen.
‘Oorspronkelijk wilde ik ridder worden of tuinarchitect’, herinnert Marc Kregting zich. Maar dat was voordat in 1994 zijn debuutboek De gezel verscheen. Kreeg hij toen een vak of een identiteit? Vijfentwintig jaar later maakt Kregting de som op in Zilverlingen – een onbeschaamd geretoucheerde keuze uit zijn columns en notities over taal.
Hij werd tekstredacteur. Niet simpel, temeer daar Kregting in de tussentijd naar België emigreerde. Hij moest terug naar school. Was het ‘Ik ben begonnen te lopen’ of ‘Ik ben beginnen lopen’? Door de jaren heen vielen hem meer verschillen op, pietluttigheden die zijn taalzintuig kietelden. Kregting waande zich een toerist op thuisgrond en raakte verzeild tussen politiek en ouderschap, sport en ecologie, uitsluiting en liefde.
Als taaldocent ervoer Kregting bovendien hoe jongeren zich uitdrukken. Opnieuw moest hij leren, tot aan de spaties toe. Dat actualiteit en geschiedenis zo door taal blijven kieren, bewijst Zilverlingen. Marc Kregting dribbelt even zwaardzwaaiend als vrolijk op het materiaal af waarvan hij leeft. Op naar het volgende debuut.
‘Als er één boek van het voorbije jaar meer aandacht verdiende, is het Zilverlingen, een pittige mix van ironische taalstatements én loepzuivere aforismen.’ (Frank Hellemans, Doorbraak)
‘Eindeloos tekstplezier voor iedere koele
minnaar van de Nederlandse taal. De taal in haar/zijn hemd gezet, net als wij
overigens, de gebrekkige en hulpeloze gebruikers ervan (die taal). Anakoloeten
nemen de boel over, gelukkig zijn er poortwachters als Kregting! Wat is hij
toch een onwaarschijnlijk verfijnd stilist, wat een sprankelende geest.’ (Laurent, Goodreads)
‘Hij heeft alle uithoeken van de taal gezien. (…) Waar de boekenmarkt in die vijfentwintig jaar geregeld is overspoeld met boeken vol vrolijke stukjes die lekker van a naar b trekken en hun observaties over het algemeen beperken tot nostalgische bespiegelingen over verloren gegane taal of juist grappige observaties over de laatste taalmodes, ken ik geloof ik geen boeken die de volheid van de taal zo weet te raken. (…) Zilverlingen van Marc Kregting is een heel ongebruikelijk boek over taal. En mede daardoor misschien wel het beste dat ik dit jaar heb gelezen.’ (Marc van Oostendorp, Neerlandistiek.nl)‘Zeer speels, zeer verrassend.’ (Frits Spits, De Taalstaat)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.