woensdag 4 februari 2009

Kopstem/Stopnaald (1997)


ISBN 90-5333-620-6, 144 blz.
Omslag en typografie: Wigger Bierma




Kopstem en een talent

Biechten aan de muis van zijn hand.
Hij sputtert broodpap. Wat hem voedt
wordt geklauter langs de boordknoop.
Verdonkeremaant de guppen van deze
week. De vilder is ouder en meer moe
dan menig hoornvlies op zijn plank.
Dat wil hij ook. Niet als kluizenaar,
dat zou onvoldoende zijn. Hij zoekt
een diepere slaap. Thesaurus in het
onderdek. Opzien tegen magere jaren.


Stopnaalds overnachting

Het wordt tijd dat we onze som opmaken.
Stopnaald komt gestroomd uit de bergen langs de oevers van de Loire en zo is de haven in zicht. Een rijke tocht die glad verliep, al was er wat kleur in de stroom onderweg vanwege een rammei (en een bas-reliëf, daarover later).
Weinig kan Stopnaald deren. Hij voelt zich belabberd in orde. Dit is het verschil tussen water en wijn; ook het nuchtere water kan begeesteren. Stopnaald morst wel als hij uit de fles drinkt, die hij in ijs heeft gelegd na het koken. We dienen te belijden dat Stopnaald klokt, wellicht te wijten aan een nieuwere betrekking bij de dictatencentrale. Hij drukt zijn neus neer en ruikt mosselen.
Aan de haven is wind waarvan Stopnaald het behoorlijk warm krijgt. Misschien heeft hij een slecht geweten; Stopnaald is namelijk een kei in verklikken. Maar nu gaat hij slapen.
De warmte wekt zoveel dat een klamboe niet volstaat. Voor meer verweer moeten jullie entomoloog zijn. Neemt een zuurtje.


Een moeder baart een tweeling. Dan gaat ze op de ene helft van het stel liggen en sterft. De gevolgen staan opgetekend in Kopstem / Stopnaald, dat je van twee kanten kunt binnengaan.
In Kopstem zijn gedichten gebundeld die instabiele klanken en motieven voortbrengen. Waarnemingen tonen zich wendbaar, figuren en decors veranderen bij voortduring. In hoeverre lijkt de wereld waarlang Kopstem ijlt nog op de wereld die we denken te kennen? Het gebeurt toch maar dat er onder snelbinders andijvie wordt meegenomen.
Stopnaald bevat verhalen. Hierin gaat het er vaak aards aan toe. De eeuwen waardoor Stopnaald zich beweegt zijn zelfs uitgesproken voos. Toch wil hij met een achteloze boog een pijl afschieten die bij het raken van de grond een boom wordt. Als een echte held weet Stopnaald in zijn omzwervingen te strijden en te sneuvelen, en hij staat altijd weer op.


‘door de taal letterlijk te nemen, haalt Kregting een haast existentialistisch vraagstuk naar boven (...) nabootsingen van het beeld dat we van gedichten hebben, van verdichte, beeldend geformuleerde uitspraken om over na te denken’ (Huub Beurskens, De Gids)
‘fascinerende taalobsessie, feilloos oor voor retoriek (...) verrassend, inventief, leggen de verzwegen premissen van de taal bloot (...) elke lectuur levert nieuwe betekenissen en nieuwe ingangen op’ (Geert Buelens, De Morgen)
‘Kopstem/Stopnaald van Kregting herinner ik mij als indrukwekkend en ontroerend. Zulk gevoel overkomt mij veel te zelden bij een bundel.’ (Eva Cox, De Windroos)
‘een intrigerend pleidooi voor de verbeelding en voor een eigen kijk op de dingen, waarbij het denken een plonsbad neemt in de taal’ (Paul Demets, Knack)
‘Dit type titels doet onder andere denken aan kinderreeksen zoals Tiny (Tiny in het vliegtuig of Tiny doet boodschappen) (…) De verteller treedt hier expliciet op als een moraliserende instantie’ (Hans Demeyer, Vlaanderen)
‘verreweg de meest eigenzinnige van de nieuwe dichters (…) hij doet het erom, dat zie je direct’ (Piet Gerbrandy, de Volkskrant)
‘Voor Raster 79 nodigde de redactie een groot aantal schrijvers uit hun eigen “meneer m/v” te ontwerpen. Dat leverde een aantal prachtige exemplaren op. Echter, één wordt node in deze verzameling gemist: Marc Kregtings Stopnaald. De door Kregting ontworpen figuur is een heel bijzondere uitvoering’ (Hans Groenewegen, Brabant Cultureel)
‘een onmiskenbare en zonder onderbreking vastgehouden eigen toon (...) heel zorgvuldige fijnzinnige teksten, die dikwijls nog erg humoristisch zijn ook (...) een strategie om werkelijk alle uithoeken van de taal te exploreren’ (Jos Joosten, De Standaard)
‘Lyriek is niet langer de integere weergave van een individuele en eerlijke stem, “betrapt” op een moment van diepe (al dan niet emotionele) bewogenheid. Parodie, allusie, meerstemmigheid – op alle mogelijke manieren wordt die (schijn van) authenticiteit en oorspronkelijkheid juist voorkomen. Men voert onder dezelfde naam allerlei verschillende sprekers op (Mark Kregting, Kopstem/Stopnaald).’ (Jos Joosten/Thomas Vaessens, Nederlandse letterkunde)
‘Ik heb een vertaler Frans-Nederlands die zich aan een stukje Kopstem/Stopnaald zette schuddebuikend onder zijn bureau zien verdwijnen’ (Erik Lindner, De Groene Amsterdammer)
‘Ik zou het moeilijk vinden een inzicht-gevend stuk over hem te schrijven. Maar ik krijg wel regelmatig een zo-is-het-gevoel bij zijn werk. (…) Bij Kregting maakt de volgende zin vaak een bepaalde hoek met de vorige. Het gaat bij hem geloof ik om dat hoeken maken. Er lijken wetten achter te zitten, maar welke weet ik niet’ (Tonnus Oosterhoff, Poëziekrant)
‘gewilde oorspronkelijkheid en duisterheid (...) een would-be literatuurderig quasi-experiment’ (Cees van der Pluijm, NBLC)
‘Nieuwe Poëzie (...) de charme van dit werk: het verwijst je niet naar het standpunt van de dichter, maar het wijst je onophoudelijk op je eigen onverbeterlijke neiging om uit chaos orde te scheppen’ (Marc Reugebrink, De Groene Amsterdammer)
‘de dichotomie proza/poëzie, een moeilijk achter te laten begrippenpaar dat vaak tot tegenstelling verhardt. Kregting heeft deze in zijn keerdruk Kopstem / Stopnaald al vroeg in zijn oeuvre complementair gemaakt. (…) Beide tekstvormen maakten ook contact met elkaar door middel van spiegelbeeldige motieven’ (Johan Sonnenschein,
Neerlandistiek.nl)

Gebloemleesd:
- ‘Kopstem deelachtig’ in: Gerrit Komrij, Nederlandse poëzie van de 19e t/m de 21e eeuw in 2000 en enige gedichten. Bert Bakker: Amsterdam 2004.

- ‘Kopstem in de ellenwinkel’ in: Chrétien Breukers, 25 jaar Nederlandstalige poëzie, 1980-2005, in 666 en een stuk of wat gedichten. BnM: Nijmegen 2006.

- ‘Kopstem schat diepte’ in: Hotel Parnassus. Poëzie uit de hele wereld. Stichting Poetry International: Rotterdam 2010.


Vertaald:
- ‘Falsetto treasures depth’, Poetry International Web, 2010 (vert. Astrid Alben).

- ‘Darning needles annunciation’, Poetry International Web, 2010 (vert. Astrid Alben).



Expositie i.s.m. Anne Semler: Negen kopstemgedichten, Galerie Von Oberbach, Arnhem (1996)
Verklanking door Jaap Blonk en Braaxtaal, Drie kopstemmen, Literatuurfestival De Wintertuin, Nijmegen (1999)