donderdag 5 februari 2009
Zie je dat rood. Gedragslijnen (2004)
D/2004/8414/2, 17 blz.
Omslag en typografie: Alligator/Studio
Toen bond zij wil en was cordon wit, huiverde
en boog. Maar geen misericorde viel achterin.
Rondom bloot de eerzaamheid. Alleen een koude
zerksteen, zuchtend in kateie, mende fors de
rosse serafijn der rilte, onstuimig trekkend
als een voos. En toen, in bleke tere averij,
week met een zotte buk zij beurtelings op af
in de ruimte en, over je bevrucht, was je een
roofnest het loefboomopen rood en hoge, bid
geschrokken wond, eer zij je met haar luid
ontwijde tand het telaat verwende, en je zeer
zwepend loof naar wanten overkuchte in het
blakend net, en met het los gesmelt van wrede
tier de omnacht van het offerzucht verscheep
bevangen weiden en bezongen tier, je vele
korsten ronnende, verzon. Toen, zot billoos,
doelloos uitgezet en kil het naadloos mengen
van nok, voorvoelde je van de molen tot het
leem een lange barmhartige bidring en je joeg
het leven, buigend op je tong, na als van de
omzeilde burcht het kaf van de binnenbijslaap.
Zie je dat rood bevat zestien gedichten en ze vormen samen het persoonlijke Hooglied van Kregting. Zijn romans en poëzie ontregelden tot nu toe de taal. Kregting hakte elke logica aan stukken, bepaalde eigenzinnig hoe een zin er uit hoorde te zien, besliste over de volgorde in de werkelijkheid.
In deze nieuwe bundel gaat Kregting een stap verder en bevrucht hij met zijn barokke verbeelding de woorden zelf waardoor de leeservaring bijzonder bevreemdend werkt. Je leest woorden die herinneringen aan betekenissen oproepen maar niets wordt duidelijk beschreven. Dit zijn geen voorschriften of beschrijvingen meer, maar omgangen met de taal en de werkelijkheid. Er is vrijheid, vrijheid van denken en beleven.
Kregting heeft in deze bundel zijn arsenaal van poëtische hulpmiddelen bovengehaald: assonanties, stafrijmen, verdubbelingen, ritmewijzigingen. Maar ook de opbouw van de gedichten is bijzonder verrassend: het is alsof de hele bundel één lange ademhaling is: het binnenhalen van de lucht, het opzwellen van de borst, het uitademen. De structuur van de bundel is bovendien architecturaal: een vloed binnen een streng geometrisch gebouw.
‘Ha! Het is mooi om uit te spreken, maar je hoeft het niet te snappen. Dat is een misverstand als het om poëzie gaat: dat je het moet snappen’ (Arie Boomsma, Het Parool)
‘Het geheel is een hoogst intrigerende compositie vol spiegeleffecten, dat opnieuw het sterk zelfbewust (maar ironische) schrijverschap van Kregting etaleert. (…) Zijn poëzie is geen loutere onzin, maar balanceert behoedzaam en gedurfd op de rand van de zin. (…) Dit is poëzie op haar zuiverst, maar van een experimentele aard die allicht slechts een beperkt publiek zal kunnen aanspreken’ (Dirk de Geest, De Leeswolf)
‘De streng gestructureerde dichtbundel is uiterst zorgvuldig afgewerkt met een welhaast minimale vormgeving. Dit gegeven concentreert de aandacht op de tekst die, hoewel eruptief ontregelend, toch erg strak en streng tegen de binnenmarge is gehouden. Het vele wit rondom en ertegenover laat de lezer herademen’ (Mooi Marginaal 2004-2005)
Longlist Hugues C. Pernathprijs
Geselecteerd bij de vijftig mooiste marginale drukwerken 2004-2005
Gebloemleesd:
- ‘In reine bittertongen beeft een zinderend’ in: Hotel Parnassus. Poëzie uit de hele wereld. Stichting Poetry International: Rotterdam 2010
- ‘Moe van het orgelen’ in: Arie Boomsma, Met dat hoofd gebeurt nog eens wat. Een persoonlijke keuze uit de Nederlandse poëzie. Prometheus: Amsterdam 2011
Vertaald:
- ‘In pure bitter tongues trembles a blistering’, Poetry International Web, 2010 (vert. Astrid Alben)
- ‘In reine Bitterzungen bebt ein flimmerndes’, Liestochkeiner, 2021 (vert. Knut Birkholz)