‘Een naadloze paradox, waar de schrijver op stukloopt’
1.
In oktober 2013 publiceerde Science een artikel
dat buitenwetenschappelijke interesse opriep. Onderzoekers hadden bewezen dat
lezers van literaire fictie zich beter in anderen kunnen inleven dan
non-fictie-adepten, lectuurverslaafden, niet-lezers en, bleek even later, cocaïnegebruikers.
Goed nieuws voor bellettristen geplaagd door zingevings- en rendementsvragen. Hun
arbeid wordt beloond, misschien niet zozeer met een recept
als wel met een humanistisch droombeeld. Ik heb echter geen stof gevonden over
iets wat het onderzoek veronderstelt: dat literaire auteurs empathischer zijn dan
overige stervelingen.
Recent werd die these getoetst, toen er een boek uitkwam van Kristien
Hemmerechts: De vrouw die de honden eten gaf. Ik bezit zelfs niet het begin
van een overzicht van de ‘mediaheisa’ die rond de publicatie ontstond. Daartoe
leek me de omvang te buitenissig. Eén krant had al twee recensies en meerdere
opiniestukken plus een evaluatie
van dat geheel door de ombudsman gewijd aan het boek. Ik heb het niet
gelezen en zal dat ook niet doen, omdat het uitgangpunt mij een raadsel is.
De auteur gaf te kennen dat via het hoofdpersonage Odette in de huid was
gekropen van Michelle Martin, vrouw van kindermoordenaar Dutroux. Stopte met
die nobele actie Hemmerechts’ empathisch vermogen niet meteen? Kan het voltooid
worden zonder de evidentie de gevolgen te verdisconteren van Martins daden, die
in 1996 de door Dutroux ontvoerde kinderen geen eten gaf en dus de hongerdood
in joeg? Dan had Hemmerechts ook empathie met de slachtoffers en hun verwanten
moeten hebben. Ze toonde zich echter verrast over de opschudding die haar boek
verwekte en wijt
dat aan haar naïviteit.
Mij lijkt De vrouw die de honden eten gaf de aanzet tot een belangwekkend
ethisch experiment. Of het mogelijk is het volstrekt zonder schade uit te
voeren weet ik niet, maar het zou interessant zijn wanneer Hemmerechts er voor
zichzelf de consequenties uit trekt. Haar vooronderstelling is dat fictie door
eigen wetten het begrip voor de ander kan vergroten, een emancipatoire kracht.
Wanneer onmenselijkheid een set van desnoods cumulatieve motieven krijgt, dan zou
dat zelfs een aanvulling zijn op de kennis die in een samenleving aanwezig is.
Fictie krijgt op dat moment dezelfde wetmatigheid als wetenschap. Om de
hermeneutische cirkel van haar experiment ook rond te maken, zou de schrijfster
haar tekst dus aan Martin moeten voorleggen.
Inmiddels roept Hemmerechts medelijden op omdat ze de zondebok
van de natie schijnt geworden, maar de vraag blijft of een dader compleet valt
te verlossen van de objectstatus. Ik meen wel dat wie zich rekenschap tracht te
geven van intenties bij een misdadiger, tegenstrijdig handelt door mee te werken
aan een afbeelding waarin dat object ontmenselijkt is. Daarmee verwijs ik uiteraard
naar het
omslag van Humo waarop het halve gelaat van Hemmerechts en dat van
Martin tot één
gezicht zijn gemonteerd. Het illustreert de clichématige waarheid van Dr
Jekyll and Mr. Hyde. Ze zou in de persoon van Eichmann buitenfictioneel zijn
geworden: dat iedereen ook het kwaad in zich draagt.
De fotomontage
corrigeert een enkelvoudige duiding van gelaatstrekken, een techniek van
almacht waarmee prekerige auteurs in de negentiende eeuw hun vertellers opscheepten.
Wel is de genius van deze op Plautus e.a.
voortbouwende theorie, Hannah Arendt, beticht van een gebrek
aan inlevingsvermogen. En ik vind het bijna ongelooflijk te vernemen dat een citaat uit
haar werk bij wijze van motto voorafgaat aan De vrouw die de honden eten
gaf.
Toen Hemmerechts vervolgens een Droste-effect in werking
zette door te poseren voor een foto waarin ze het Humo-affiche (met
vermelding: ‘het eerste interview’) voor zich hield, verhief ze zich zelfs boven
haar onderwerp. Nadien kan er naar mijn beste weten geen argument meer pleiten
tegen de stelling dat ze de
kassa laat rinkelen uit Martins controversiële reputatie in België. Dat alles
wat er gebeurde vanaf de zomer van 2012, met het vertrek uit de gevangenis naar
het klooster van de Arme Klaren in Namen en een uitstapje
naar Knokke en een vermeende nieuwe
plek op een evangelisch kamp in Italië, steevast amok gaf in alle lagen van
de bevolking, zal de grootste naïeveling van het land niet ontgaan zijn.
Vergelijkingen zijn nooit helemaal adequaat, maar in Nederland kwam dat soort ontvlambare
energie
vrij bij het voorstel Volkert van der G., moordenaar van Pim Fortuyn, vervroegd
vrij te laten.
Ten slotte bleek spoedig dat Hemmerechts zich niet grondig
gedocumenteerd had. Collega Ivo Victoria heeft
daar een nihilistische interpretatie van gegeven: ‘Is het
niet nét door in interviews aan te geven dat zij relatief weinig research heeft
gedaan, dat Hemmerechts haar intenties duidelijker maakt? Het boek gaat toch
niet over de feiten, op wat biografische gegevens na? Het boek gaat over wat
zich in het hoofd van de dader afspeelt – ook in de gekozen literaire vorm,
namelijk een monoloog – precies datgene waar iederéén het raden naar heeft. Dat
is dat befaamde geboorterecht van de schrijver; het onderzoek naar wat er onder
de huid van de werkelijkheid verscholen zit.’
Toch zei Hemmerechts in eerste instantie veel archiefmateriaal te hebben
doorgespit. Misschien had ze zich niet helemaal solide kunnen documenteren wegens
tijdgebrek. De vrouw die de honden eten gaf blijkt ontstaan vanaf mei
2012. Toen begon de auteur aan de Vrije Universiteit in
Amsterdam, vanuit commotieperspectief een
enclave, een jaar als ‘VUsionair en Schrijver op Locatie’. Het resulteerde april 2013 in een paasgeschenk
van de opdrachtgever, getiteld Uitgespuwd. In het omslag is een etiket
verwerkt met de tekst: ‘Waarschuwing. Dit is fictie’.
Ik haal deze
informatie van een
prettig navorsende webjournaliste, die meldt dat op het buikbandje van De
vrouw die de honden eten gaf juist verwezen wordt naar de werkelijkheid:
‘roman geïnspireerd op het leven van Michelle Martin, ex-vrouw van Marc
Dutroux’. Mij lijkt dat de uitgever hiermee meedingt naar twee trofeeën
tegelijk: voor smakeloosheid en harteloosheid. Aan het weinig appetijtelijke
omslag van een opengesperde hondenbek geeft hij zo bovendien de associatie met
een vagina dentata.
Wie vanuit de verte hoort waar De vrouw die de honden eten gaf
over gaat, wordt besprongen door reflexen. Het zijn indrukken, intuïties,
gevoelens, oordelen zelfs die zich alle op de auteur richten. Maar ook nadien
blijft staan dat het boek vooral Hemmerechts’ eigen fascinaties onthult en dat haar
belangstelling voor de buitenwereld beperkt blijft. Juist bij een zo grote
ethische inzet van dit project is die vaststelling ontstellend, zelfs in het
licht van haar momenteel penibele situatie.
Martin schijnt er door het boek eerder eendimensionaler
dan menselijker op te zijn geworden.
Natuurlijk heeft Hemmerechts haar project vooraf gelegitimeerd. In een
van de interviews zei ze dat haar nooit
het verwijt kon worden gemaakt niet te weten wat het verlies van kinderen
inhoudt, omdat ze er zelf twee heeft verloren. Dit is misschien wel de grofste
redenatie die me sinds tijden onder ogen is gekomen (ex aequo met Dutroux zelf,
die bij de getroffen ouders in een brief van 44 pagina’s begrip heeft gevraagd
voor zijn daden omdat hij met Martin een
miskraam beleefde).
Zelfs aan haar eigen vlees ontleent Hemmerechts rechten. Het mag als middel dienen, voor een doel dat ik liever niet definieer. En dat de auteur het pad der empathie tegen de richting van Science in bewandelt, is nu al door zoveel mensen vastgesteld dat een andere kwestie mij meer boeit: vanwaar de onverholen wellust waarmee Hemmerechts veroordeeld is? Ze heeft toch geen taboe geschonden?