donderdag 5 februari 2009

Zij zijn niet van Jeremia. Non-ficties (2004)


ISBN 90-77503-12-9, 111 blz.
Boekverzorging: Martien Frijns





Aan het slot van Rainer Maria Rilkes achtste Duineser Elegie staat iemand die ‘auf / dem letzten Hügel, der ihm ganz sein Tal / noch einmal zeigt, sich wendet, anhält, weilt’. Een vertrouwd beeld voor een terugblik, in de cultuur van het interbellum waarin evident was wat als hoog gold en wat als laag. Rilkes individu had zich ook een halve slag kunnen draaien om een prognose voor de toekomst te maken. Dan wordt de heuveltop een klif. Onder kolkt de zee.
Ik had geleerd dat cultuurgeschiedenis een survival of the fittest is, waarbij hooguit door periodieke ‘normverandering’ de ene auteur in de canon wordt opgestuwd ten koste van de andere. Wat het boekbedrijf daarbij kon uitrichten, was mij onbekend. Thuis dacht ik hooguit dat het daar een corrupt zooitje was. Eigenlijk was die ongearticuleerde gedachte balsemend, want ik had geen succes met mijn eigen schrijverij.
En plots viel ik omhoog en was ik per oktober 2001 fondsredacteur bij J.M. Meulenhoff bv, nadat Tilly Hermans in het kielzog van Wil Hansen de deur van dat huis zo hard dicht had geslagen dat het op het televisiejournaal kwam. De uitgeverij was volgens het tweetal platgewalst door een concern dat rentabiliteit als heilige wet had afgekondigd: het Einde van de Geschiedenis van het Integere Uitgeversbedrijf. Ze namen de succesvolste auteurs mee en begonnen de principieel kleinschalige huizen Augustus en Cossee.
In die extreme omstandigheden leerde ik het uitgeefwezen, en wat er aan mediale toestanden mee vergroeid bleek, onopgesmukt kennen. Een eigenlijk prachtig vak had zich in een parallel universum genesteld. Het aantal gesprekken over boeken bleek omgekeerd evenredig aan dat over X die Y had gezien die wist dat Z, enzovoort. Steevast was daarbij gelukkig ‘ontzettend gelachen’. En omdat bijna al die vrolijke geschiedenissen in Amsterdam speelden, stond er binnen dat universum nog een glazen stolp ook.
Ik voor mij meende dat het wel handig was teksten te lezen, en toen ik eens informeerde hoe collega’s dat allemaal klaar wisten te spelen, bleek dat het de bedoeling was te ‘proeven’ en dat ik mensen om me heen moest verzamelen voor het kauwen. Een adequate beeldspraak, omdat er veel ‘monden te voeden’ waren. Daartoe spuwde men het ene boek na het andere uit. ‘De titelproductie (inclusief herdrukken
) steeg van 3000 in 1900 naar 6500 rond het midden van de eeuw en bereikte in 1997 een totale productie van 17.235 titels.' (www.bibliopolis.nl) Dat laatste, toch niet marginale, aantal zou inmiddels nog aangewassen zijn. Bij deze grande bouffe wordt een literair-cultureel segment opgediend van met name romans en non-fictie; wekelijkse overzichten in de bijlagen geven er een amuse gueule van.
So what, literatuur is toch handelswaar? Na per december 2003 gedesillusioneerd ontslag te hebben genomen, kan ik die tegenwerping volmondig beamen. Toch zou het raar zijn wanneer bakkers halfgaar brood als gezond verkochten, of wanneer de Consumentengids over een fiets zonder zadel berichtte dat je dat er al rijdende zelf bij kunt denken, dat dát nu juist de uitdaging is. Curieus is namelijk dat uitgevers in een rilkeaanse aura kwantiteit bombastisch als ‘kwaliteit’ presenteren en dat media die kwantiteit sanctioneren. Binnen deze collectieve illusie wordt ook de term ‘inhoud’ met veel pretentie gebezigd. We betreden hier het domein van de performatieve uitspraken, waarbij de te stellen daad in zoverre werkelijk plaatsvindt, dat de wereld er even voor moet worden herschapen. Voor uitingen uit het parallelle universum zijn derhalve steeds aanhalingstekens benodigd. De steekwoorden ‘kwaliteit’ en ‘inhoud’ blijken trademarks, soevereiniteitsbegrippen, voor het benul waarvan de machinaal redenerende, geëngageerde studie De regels van de kunst. Wording en structuur van het literaire veld uit 1992 van Pierre Bourdieu een aanzet geeft.
Iets van die dubbele moraal puilde uit een heuglijk bericht: ‘Voor het eerst kiest de Nederlandse uitgeverswereld op grote schaal voor oerbosvriendelijke boekproductie. Acht grote Nederlandse uitgevers willen het gebruik van houtpulp, waarvoor oerbossen worden vernietigd, uitsluiten.’ (www.Literatuurplein.nl, 19-3-2004) Onvermeld bleef dat met name concernuitgevers bewust aan overproductie doen, en dat ze zelfs van hun eigen fonds weinig meer kennen dan titels, omslagen en fragmenten uit voorleesbeurten. Wel durven ze te bekennen dat ze ten bate van hun Liefde voor dé Cultuur wat verwaarloosbare compromissen moeten sluiten. Die Cultuur is een benaming met de nettowaarde van een buiten het parallelle universum sinds de val van de Muur veelvuldig vallende term ‘internationale gemeenschap’, die díe wereld op zijn beurt halveert. Westerse retoriek dus, die zich in combinatie met de Liefde in de praktijk voltrekt met een tederheid waarvoor het cynische pamflet De heerser uit 1513 van Niccolò Machiavelli verhelderend is.
Dat dit mensbeeld me heeft doen rillen, is onnodig in een fundamenteel politieke biotoop: de regels van het spel moeten domweg worden geëerbiedigd. Ze behelzen dat iedereen zodanig inwisselbaar én afhankelijk is, dat de boekenwereld een doorzichtige setting lijkt waarin de ene marionet wordt bediend door de andere marionet. Zo dringt zich de associatie op met de dwerg in de schaakautomaat, Walter Benjamins metafoor voor het historisch materialisme. In elk geval is economie de dragende kracht van deze geschiedenis. En al hoeven touwtjes geen zenuwen te zijn, te verklaren valt er wel wat. Wie daarbij ‘complotten’ en andere door schrikdraad omgeven vakantieoorden in het hoofd verwacht, komt bedrogen uit. Het wonderlijke van de branche schuilt er juist in dat er weliswaar op alle fronten wordt gecalculeerd, maar op basis van pathos en mechanische ambitie. Dat ik om dat te bewijzen voornamelijk put uit de wederwaardigheden van één, inmiddels onder curatele gestelde, concernuitgeverij, dunkt me onontkoombaar – ‘so leben wir und nehmen immer Abschied.’

Op 1 januari 2005 werd in Nederland de Wet op de Vaste Boekenprijs van kracht. De branche liet er een onblusbaar debat aan voorafgaan, dat een dubbele missie in het hart droeg. Hoe konden uitgevers onrendabele maar cultureel waardevolle titels garanderen? En hoe kon het assortiment in de boekhandel van ‘hoog niveau’ blijven? Zij zijn niet van Jeremia onderzoekt de in de woordentwist ogenschijnlijk verloren geraakte geloofsbrieven waarop deze opdracht is gebaseerd: dát er hoog niveau geleverd wordt, waarvan kopers door brede mediavoorlichting kennis kunnen nemen.
Er verschijnen tegenwoordig dermate veel titels, dat een groot deel niet eens kan worden opgemerkt. Door zogeheten opschoningsacties, voorbij het vagevuur van de ramsj, verdwijnen ze dan ook na een minimale termijn. Die maalstroom bevestigt op cynische wijze de idee van de cultuurgeschiedenis als survival of the fittest. En men doet in de zendingsijver alles om te overleven: in een Eend kruipen, Zwarte Beertjes promoten bij chocoladerepen waarop ooit een olifantje blonk. In hoeverre valt in zo’n actualiteit de auteur van een immer ‘veelgeprezen’ boek te vergelijken met een levende pion in een schaakspel?
Marc Kregting volgt in Zij zijn niet van Jeremia het traject van bellettrie bij concernuitgevers en mediaconcerns. Met name non-fictie en romans floreren in een klimaat dat politiek is geworden, met fusies en kleinschaligheid én met debatten over normen. Afzet, wekelijks te raadplegen in zo’n dertig verschillende toptienen, moet het bewijs van soevereine ‘inhoud’ zijn. Wel ensceneert men non-stop nagepapegaaide kwaliteitsoordelen, waarvan de bron onvindbaar is. De vraag rijst, wat al die blijde boodschappen voor het nageslacht netto opbrengen.

'als de goochelaar die zich na zijn pensioen in zijn hoge hoed laat kijken. Aanschouw zelf, publiek, met hoeveel minachting we u bejegenen (Stijn Aerden, Lezen)
'De polemische energie spat er vanaf. (…) Zij zijn niet van Jeremia is helaas nogal warrig. (…) De auteur laat nergens zien dat hij in een korte periode vertrouwd is geraakt met het principe, het mechanisme van de uitgeverij’ (Maarten Asscher, Vrij Nederland)
‘De auteur lanceert op de laatste bladzijde van zijn polemisch essay een aantal suggesties om het boekbedrijf opnieuw gezond te maken. De vraag die zich daarbij opwerpt is, of deze suggesties ook uitvoerbaar zijn. En of Kregtings stand van zaken wel zo “explosief” is als zijn uitgever voorwendt. Want hoeveel modale lezers, die ook niet van Jeremia zijn, zouden er wakker van liggen?’ (Patrick Auwelaert, Vlaanderen)
‘Te vrezen valt dat de mainstream in de uitgeverswereld inderdaad beantwoordt aan zijn polemische schets’ (Jan-Hendrik Bakker, Haagsche Courant)

Zij zijn niet van Jeremia dateert uit 2004, toen tal van boekenuitgeverijen nog deel uitmaakten van grote krantenconcerns; en daarbij nogal te lijden hadden onder alle problemen bij de dagbladen. Inmiddels bestaan concerns als PCM ook al niet meer. Dit lijkt me het enige punt waarop dit pamflet door de tijd achterhaald is geraakt. Want de uitgeefpraktijk op zich lijkt me ondertussen niet wezenlijk veranderd. (…) En dan ben ik blij dit boek te hebben gelezen — vooral omdat me nu veel meer duidelijk is over waarom er zo veel verschijnt zonder waarde — alleen blijft er dan toch éen constatering pijnlijk staan: Een lezer heeft alles over de boekenwereld zelf maar uit te vinden. En wie komt ooit zo ver?’ (A.IJ. van den Berg, Boeklog)
'Volgens Kregting, literaturo pur sang, wordt liefde voor het boek een schraal goed. Bij geweeklaag is het een weinig avontuurlijke reflex om af te vragen of dat inderdaad zo is' (Thomas Blondeau, Het leven is elders)
‘Ik las Zij zijn niet van Jeremia, een pamflet van Marc Kregting over Nederlandse uitgevers en over uitgeefpolitiek & concernvorming, en ik werd niet vrolijk’ (Wim Brands, vpro’s De Avonden)
‘Het boek van Mark Kregting over de scandaleuze situatie in de Nederlandse letteren wordt doodgezwegen of weggewuifd. Wat zijn stelling bewijst.’ (Paul Claes, De Brakke Hond)

‘Het boek van Mark Kregting over de scandaleuze situatie in de Nederlandse letteren wordt doodgezwegen of weggewuifd. Wat zijn stelling bewijst.’ (Paul Claes, Glimpen)
Zij zijn niet van Jeremia heeft bij momenten de schrille toon van een duiveluitdrijving (…) Wie dit boekje leest, hoort echo’s van de teleurstelling in Vrouwe Literatuur die, decennia eerder, Jeroen Brouwers trof’ (Mark Cloostermans, De tak waarop wij zitten)
‘het geruchtmakende geschriftje van Marc Kregting, dat mij een vermakelijk halfuurtje bezorgt in de trein naar Almere’ (
Maria van Daalen)
‘Geheel aan te bevelen’ (Lieven David, Gierik)
‘Een buitengewoon verontrustend boek’ (Maarten Dessing, Boekblad Magazine)
‘somber maar buitengewoon verhelderend (…) amusant en ontnuchterend ’ (Arie Jan Gelderblom, Neerlandica Extra Muros)
‘Kregting heeft het over een heel klein segment. Het literaire uitgeversbedrijf is een verhaal apart’ (
Angèle Goossens)
‘Kregting streeft het ideaal na van een soort herenclub, die kan bepalen wat goed is voor de mensen. Dat lijkt me een antieke opvatting. Tussen de regels door lees je heel duidelijk dat Kregting zich boven de materie verheven voelt. De aanbevelingen zijn sowieso amusant, nogal stalinistisch. Niemand zal wakker liggen van dit pamflet’ (Peter van Gorssel, Vrij Nederland)
‘Kregting overdrijft’ (Jasper Henderson en Lolies van Grunsven, nrc Handelsblad)
‘Ik moest af en toe best lachen toen ik het las, maar ik dacht ook voortdurend dat hij het erom deed, dat het een grote grap was’ (Jasper Henderson, De Groene Amsterdammer )

'Ergst van al is dat slechts uiterst zelden iemand die situatie aanklaagt. Lanoye in de jaren tachtig, Brouwers en Kregting van over de grens' (Marc Hendrickx, Man in de marge)
‘De belangrijkste taak voor een redacteur blijft om samen met een auteur tot een goed manuscript te komen. En die taak zie ik in het boek van Kregting niet terugkomen. De stelling van Kregting dat een redacteur helemaal geen tijd meer zou hebben om een manuscript te lezen en te redigeren is onzin. Marc Kregting staat heel duidelijk een bepaald soort literatuur voor’ (Tilly Hermans, Vrij Nederland)
Zij zijn niet van Jeremia is een boek dat het verdient met aandacht te worden gelezen. Het is geschreven door een idealist, waarvan er veel meer zouden moeten zijn. Kleinschaligheid en onafhankelijkheid zijn moeilijk te handhaven in deze maatschappij, maar het is wel zinvol ze na te streven’ (Joachim Hilhorst in Vooys)

'(...) uitgeversgroepen die beweren met een grotere diversiteit uit te pakken. Deze bescherming van diversiteit is echter een schijnmanoeuvre. Het betekent eigenlijk (...) zich richten op literatuur waar een publiek voor bestaat, wat niet hetzelfde is als heterogene werken archiveren. Het is volgens Marc Kregting een grote leugen van de markt dat elk individueel verlangen kan omgezet worden in een globale vraag ' (Sabine Hillen in Kort en lang boekenplankleven. Literatuur in een tijd van digitalisering)
Kregtings jeremiade heeft weinig aan actualiteit ingeboet. Jeremia, de profeet, riep het volk Israel op alle valse goden in te ruilen voor die ene ware Heer, op straffe van omverwerping van hun koninkrijk. Het volk luisterde niet en Jerusalem werd door de Babyloniërs vernietigd. Mijn tweedehands exemplaar staat vol onderstrepingen en uitroepen in de kantlijn die, naar ik aanneem, van de vorige eigenaar zijn: “niet waar / hoeft niet / dus hoe nieuw? / Kregting houdt niet van geroddel / zegt eigenlijk niks / is niet zo / tja / oh ja?” und so weiter. Hij of zij is ongetwijfeld niet van Jeremia.’ (Ton van ’t Hof)
‘In een lezing over Boon en de Vlaams-Nederlandse uitgeverswereld legt Angèle Manteau uit waarom ze De Kapellekensbaan heeft geweigerd: “Er was geen afzet in Vlaanderen en geen export naar Nederland.” En vandaag? Misschien dat Jeroen Brouwers weet hoe het er toegaat. Of Marc Kregting. Of Hans Vandevoorde. Ik heb het allemaal zelf moeten uitzoeken.’ (Pol Hoste, De verzwegen Boon)
‘Paradoxaal genoeg bewijzen de kritische kanttekeningen bij Kregtings analyse, dat de aanname van zijn boek in principe breed gedeeld wordt. (…) Intussen is het natuurlijk wel voorstelbaar waarom analyses als die van Kregting en Bourdieu ons als vrije zelfstandig denkende mensen tegen de borst stuiten: de weldenkende zelfbewuste individuen, die we immers allemaal zijn, worden in zulke analyses gereduceerd tot instrumenten en instrumentalisten. Waarbij men extra aanstoot kan nemen aan een eigenschap van dergelijke analyses. Namelijk, de metapositie die de onderzoeker van het literaire systeem inneemt, geeft hem impliciet een odium van onaantastbare superioriteit (…) elkaar uitsluitende verwijten die Kregting gemaakt worden: zijn analyse is zowel vergezocht en paranoïde als voor-de-handliggend én algemeen-bekend’ (Jos Joosten, Tijdschrift voor Tijdschriftstudies)

‘Tot een keiharde ontkenning van de feiten en de anekdotes die Kregting ter ondersteuning van zijn betoog aanhaalt, is het nooit gekomen, al viel her en der wel het verwijt te horen dat zijn handelwijze wat veel riekte naar het buiten hangen van vuile was. Intussen blijft Zij zijn niet van Jeremia een inzichtelijk boek over het reilen en zeilen van een wereld waarin het er steeds maar harder, commerciëler en zakelijker aan toe lijkt te gaan. Kregtings boek veroorzaakte na verschijning (bij een kleinschalige uitgeverij) uiteindelijk weinig meer dan een rimpeling’ (Jos Joosten, De leeslijst. 222 werken uit de Nederlandstalige literatuur)
‘Een prachtige idealistische visie op het uitgeefvak! Maar hoe weinig realistisch!’ (Martine Koelemeijer, Boekblad on line) ‘een hilarisch portret van een uitgeverij in een moeilijke periode, waarin Kregting behalve veel rake observaties ook hier een daar een overdreven negatieve voorstelling van zaken schetst’ (Lisa Kuitert, Over redactie)
‘Een shockerend kijkje in de redactiekeuken van literaire uitgeverijen’ (
Isabelle Langeveld
)
‘het hoogst kritische maar ongenuanceerde essay Ze zijn niet van Jeremia’ (
Dirk Leyman)
‘Bij de Nederlandse commentatoren vloeit veel inkt over de longlist van de Libris Literatuurprijs, niet het minst omdat de genomineerde beeldroman Verder van de Vlaming Marc Legendre er alle literaire waardemeters uit hun lood slaat. De jury, met onder meer Marc Kregting, Fleur Speet en Marc Reynebeau in de rangen, tapte er zichtbaar uit een experimenteler vaatje, met onder meer nominaties voor Lucas Hüsgen, Sybren Polet, Paul Bogaers en de schier onbekende Wouter Godijn en met gehele veronachtzaming van Adriaan van Dis, Arthur Japin, Robert Anker of Herman Franke. Onwillekeurig moet je denken aan wat Marc Kregting noteerde in Ze zijn niet van Jeremia (2004), zijn schotschrift tegen de mores in de boekenwereld: "Jury's ogen als curieus zwiepende bakentjes in de winden van de commercie", waarna hij lang én hartgrondig fulmineerde tegen de "showbizzhel" van de literaire "sponsorprijzen" en in zijn slotaanbevelingen iedereen ontraadde om te kopen bij boekhandelketens zoals Libris, AKO en Standaard "opdat de lezer niet meehelpt aan een genivelleerd boekenaanbod". Kort van geheugen, die man, want drie jaar later nam hij zelf doodleuk zitting in de jury van de Libris Literatuurprijs’ (Dirk Leyman, De Morgen)
‘Lang leve het nieuwe elitarisme. Hup Marc’ (Bertram Mourits, Boekblad on line)

‘een gedesillusioneerd pamflet (…) Wij zijn niet van Jeremia staat vol met trefzekere, soms groteske schetsen van de literaire uitgeverij en sluit af met een pleidooi om niet mee te doen aan concernvorming, de posities in het literaire veld sneller te rouleren en vooral: om minder titels uit te geven. Dat laatste natuurlijk niet met het idee dat de minst verkopende boeken het eerst geschrapt worden maar wel dat er een strenge selectie op kwalitatieve grondslag wordt gemaakt, en dat redacteuren meer tijd hebben om goede boeken van de uit te geven manuscripten te maken’ (Bertram Mourits, De Revisor)
‘[D]oemdenkers als Marc Zij zijn niet van Jeremia Kregting’ (Joost Nijsen,
http://www.uitgeverijpodium.nl)>)
‘Voormalig redacteur Jasper Henderson citeert in De Groene deze weinig hoopgevende analyse door voormalig Meulenhoff-redacteur Mark Kregting in diens boek Zij zijn niet van Jeremia: (…)’ (Joost Nijsen, ABC van de literaire uitgeverij)
‘De schrijver verdient respect voor de moed waarmee hij een klokkenluidersrol op zich wilde nemen. Toch is Zij zijn niet van Jeremia geen geslaagd boek, als aanzet tot een discussie zelfs volkomen mislukt.’(Tonnus Oosterhoff, nrc Handelsblad)
‘[A]ctuele j’accuse aan het boekenvak (…). Kregting toont in zijn frontale aanval de economische en incestueuze motieven van redactie, boekhandel en literaire kritiek, heeft lak aan reputaties, valse pretenties en ingesleten aannames en clichés en zet het vak op losse schroeven. Zijn aanbevelingen – “halvering van het aantal titels” en “terugtrekking van kranten en weekbladen uit de concerns” zijn er enkele – zijn revolutionaire, idealistische vloeken in de economische kerk en daarom wellicht onuitvoerbaar. Maar misschien zijn ze broodnodig’ (www.perdu.nl)
‘de situatie waar hij naar toe wil lijkt zo onrealistisch en buiten deze tijd dat je er als lezer moeite mee hebt om hem serieus te nemen. Bovendien lijkt het mij niet bevorderlijk te gaan naar een klimaat waarin literatuur iets is voor de “culturele elite” en waarin – oneerbiedig gezegd – de “gewone lezer” volledig buiten spel komt te staan. (…) leidt tot een nog kleiner leespubliek van mensen die tot de zogenaamde “culturele elite” behoren: lezers die nu toch al de weg naar boekhandel weten te vinden.’ (Anne-Marie van der Poel, Literairnederland.nl)
‘Hij legt de vinger op de gevoelige plekken van de moderne uitgeverij. (…) Dit verhaal zal voor menigeen ontluisterend zijn, maar een tikje naïef is Kregting wel. Het boekenvak is er altijd op uit geweest om geld te verdienen en idealisme en romantiek ondergeschikt te maken aan de eisen van de markt. (…) Is het niet logischer de gecorrumpeerde literaire journalistiek onder de loep te nemen, denkt de lezer bij deze klaagzang. Niettemin heeft Kregting een mooi discussiestuk geschreven. Het zal niets verbeteren, maar het is wel gezegd’ (Hans Renders, Biblion)
‘Indien hij zulke krasse dingen over mij zou schrijven die onwaar zijn, dan deed ik hem een proces aan’ (Roger Rennenberg, De Auteur)
‘[H]et niet geheel smetteloze boekje van de heer Kregting. (…) een neveneffect van Kregtings pamflet: dat het de onbelangrijkheid van literatuur voor de buitenwereld juist benadrukt, terwijl het zou moeten gaan om de manieren waarop het grote belang van literaire cultuur verduidelijkt kan worden’ (
http://reugebrink.skynetblogs.be/)
‘een af en toe kwalijk uit de bocht vliegend pamflet over het reilen en zeilen binnen de wereld van de literaire uitgeverijen’ (Marc Reugebrink, Nieuwzuid + Het geluk van de kunst)
‘[G]een steen blijft op de ander. (…) Bij tijd en wijle lijkt hij op Jezus in de tempel die met een “Mijn huis zal een bedehuis heten, maar gij maakt het tot een rovershol” (Mattheüs 21:13) alle literaire uitgeverijen zou willen zuiveren van duivenkramers, geldwisselaars en ander onfris gespuis. En soms, vooral wanneer het gaat om zijn eigen rol in de korte periode dat hij uitgever was, lijkt hij op Pilatus die zijn handen in onschuld wast’ (Marc Reugebrink, Yang)
Boekje heb ik onlangs, twintig jaar post-publicatie, in een ruk uitgelepeld, voetnoten incluis’ (Karel De Sadeleer, rekto:verso)
‘een niet van roddel en retoriek gespeend betoog’ (Victor Schiferli, Vrij Nederland)
'Niet alleen gaat het over de commercialisering van uitgeverijen en al die andere verschrikkelijke dingen die gebeuren in die wereld die wij lezers zo graag romanticeren, zelf heeft het ook niet veel te bieden. Twee voor de prijs van één, om het zo maar even te zeggen' (Sibyl)
‘een barok boekje’ (
Herman Stevens)
‘Kregting maakt met Zij zijn niet van Jeremia een statement. Hoewel het boek niet altijd even helder geschreven is, heeft hij over elk facet van de branche iets zinnigs te zeggen’ (Saskia Taggenbrock, Literairnederland.nl)
‘Vlammend pleidooi tégen de trend van de tijd’ (Trouw)
‘Er verschijnen almaar meer bundels die niet of zeer oppervlakkig geredigeerd zijn. Het inktzwarte scenario dat Marc Kregting als direct betrokkene en dus als ervaringsdeskundige schetst in Zij zijn niet van Jeremia, kan niet anders dan tot zulke uitgaven leiden.’ (Yves T’Sjoen, De gouddelver)

'Het probleem met Kregting was dat zijn betoog geschraagd werd door waarden en praktijken uit het verleden en dat hij het heden niet als basis nam.’ (Johan Velter, sfcdt's posterous)
‘Veel van zijn – vaak juiste en vermakelijke – observaties blijven anekdotisch. (…) Kregting ziet tekst als het wezenlijke bestanddeel van het product dat literaire uitgeverijen op de markt brengen. Dat past bij de redacteur en bij de auteur die hij is. Tekst is echter maar een van de factoren in de waarneming van dat product. Die waarneming hangt ook in hoge mate af van de ervaring van de consument met boeken. Voor deze factor heeft Kregting te weinig aandacht’ (Hugo Verdaasdonk, De Groene Amsterdammer)
‘Soms ironisch, soms hilarisch, soms drammerig. (…) Kregtings boek, met hier en daar een aanstekelijke, inktzwarte humor, is verhelderend en onthullend, maar ook bevestigend: een aantal aspecten van dit intreurige plaatje was al bekend. Het boek bevat best intelligente inzichten, maar het ware beter geweest, als Kregting beter had geschreven. Hij schrijft namelijk dor, gecomprimeerd, onaantrekkelijk, met dikke dure woorden en ellipsen. (…) Al met al goed en nuttig dat dit antiboek-boek geschreven is. Het kiest namelijk de kant van de literatuur’ (Paul Verhuyck, De Tijd)
‘De illusie als zou in bepaalde kringen de culturele waarde van boeken belangrijker zijn dan de economische, wordt in dit boek aan diggelen geslagen. (…) Kregting heeft niets tegen commercialisering op zich, wel tegen de normvervaging van de “kwaliteit” die ermee gepaard gaat. Zij zijn niet van Jeremia geeft een unieke kijk op een doolhof waar je eerder connecties dan talent nodig hebt om er binnen te raken. Dat karikaturale beeld krijgt met dit boek een grond van waarheid. Het levert geen eenvoudige lectuur op, wel een aantal vraagtekens die elke boekenliefhebber op zijn manier moet kunnen plaatsen’ (Luc Vilain,
Cutting Edge
)
Zij zijn niet van Jeremia is een grappig, maar ook confronterend boek. Het biedt een inzicht in culturele processen die zelden aan de oppervlakte komen. Deze scherpzinnige observator maakt pijnlijk duidelijk waarom’ (juryrapport Vlaamse Cultuurprijs)
‘[E]en dapper pleidooi voor kleinschaligheid, onafhankelijkheid en kwaliteit bij de productie van boeken. Een ideaal dat in tijden van geestelijke en economische verschraling ver weg lijkt. Toch is het haalbaar (…) Wie Kregtings boek leest, heeft het niet gemakkelijk. Zijn proza is dikwijls nodeloos vertakt en beladen met wetenswaardigheden uit de grote voorraad feitenkennis van Marc Kregting zelf. (…) Wie zich de moeite van het lezen van Zij zijn niet van Jeremia wil besparen, kan volstaan met kennisnemen van Kregtings actiepunten.’ (
Marie-José Wijntjes)
‘[L]aat op kritische wijze zijn licht schijnen over het
uitgeversbedrijf. Met name de verzakelijking is hem een gruwel en daar slaat hij wel eens in door’ (
Peter Winkels
)

Nominatie Vlaamse Cultuurprijs Kritiek en essay