‘Mannen
hoeven niet bang te zijn’
Onlangs brak ik het hoofd over twee opiniestukken van het collectief Fix dit, dat in het nieuwe jaar 2021 structurele erkenning vroeg voor
vrouwen in literatuur, ondergeschoven als ze zijn onder een masculiene macht.
De spreekwoordelijke inkt was nog niet droog, of Saskia de Coster bracht even spreekwoordelijke pennen in beweging
met een exclusief vrouwelijke online-voorstelling De Sekte
van Saskia, zoals drie maanden tevoren voorgespiegeld in een opiniestuk waarin deze schrijfster de urgentie verklaarde van
zo’n onderneming.
Zoals vaker bij
identiteitsprojecten was De Sekte van
Saskia paradoxaal. Om te beginnen sloot De Coster mannen uit met als doel
de diversiteit te vergroten. Ook was de column waarin zij haar sekte tegen de
macht aankondigde één groot machtsvertoon. Iedere bewering viel tegelijk
ironisch te interpreteren én werd gedaan op het altaar van de cultuurindustrie:
de opiniepagina. Wat betekent het dat iemand zichzelf daar uitroept tot eerste
vrouwelijke Messias? Voor mij was De Costers klacht over structurele
onderdrukking sowieso onnavolgbaar omdat haar boeken van begin af mannelijke
bijval kregen en breed in de aandacht stonden – eveneens, en dat is
uitzonderlijk voor een Belgisch auteur, in Amsterdam. Een raar soort erkenning
kreeg De Coster in aanzoeken voor het Groot
Dictee der Nederlandsche Taal. Ze won het in de categorie ‘Prominenten’.
Voorspelbaar eigenlijk dat ze haar klachten over onderbelichting uiteenzette op radio en televisie.
Ik besef dat ik
als man (en als collega-auteur die niet bovenmatig in de belangstelling staat) een
partij reflexen uitspeel. Dat schijnt bij de blinde vlek te horen die identiteitsdebatten trouw vergezelt. Toch bewerkstelligden de onvermijdelijke reacties op
De Costers hyperbewuste project, negatief én positief, het tegenovergestelde van
wat zij voor ogen moet hebben gehad. De ruimte voor diversiteit werd helaas
verkleind.
Disproportioneel gediscrimineerd
Ik kan niet
genoeg mijn steun betuigen aan de zaak die De
Sekte van Saskia bepleit. Anders dan de ‘excuusallochtoon’ heeft in Van Dale de ‘excuustruus’ nog steeds een
eigen lemma. Beide woorden zouden natuurlijk niet nodig moeten zijn, als tekens
van een gemakzuchtig denken dat zichzelf voor ontmaskerend houdt zonder iets te
hoeven veranderen. En misschien is het tactisch slim dat De Coster haar macht
gebruikt – ‘offert’, schreef ze – om onrecht te repareren. Maar zou het geweld
van de tegenstemmen haar verbazen? Was er geen manier geweest om haar punt
duidelijker te maken?
De Costers
project werd alsnog ondubbelzinnig identiteitspolitiek
gegrondvest in De Standaard. Daar reageerden zeven vrouwelijke filosofen en
kunstenaars (Martha Claeys, Katrien
Schaubroeck, Petra Van Brabandt,
Lotte Spreeuwenberg, Anneleen Lemmens, Ilse Ghekiere, Karolien Chromiak) op een ingezonden briefje van een man die in dezelfde krant De Sekte van Saskia polariserend geacht
had. Draaipunt van het conflict was de safe
space, die de filosofen-kunstenaars legitiem vonden en de man
contraproductief.
De zeven
schrijfsters situeerden de safe space
als volgt:
‘een veilige plek waarbinnen vrouwen zichzelf niet censureren of wegcijferen. In een veilige ruimte mag je een ervaring delen zonder elke keer opnieuw te moeten verdedigen waarom je de werkelijkheid zo ervaart. Dat spaart heel wat mentale en emotionele energie. Die energie kunnen we inzetten om na te denken over alternatieve werelden met minder onderdrukking. En die kennis delen we vervolgens graag met al wie het wil horen. Mannen hoeven niet bang te zijn. Alleen diegenen die opgesloten in hun eigen gelijk weigeren hun Witte Huis te verlaten, hebben iets te vrezen.’
Die censuur is cruciaal. Het begrip circuleert tegenwoordig door het publieke debat. Daar wordt het in verband gebracht met het zogeheten eigen gelijk en, alsof corona de finishing touch wilde geven, met ‘bubbels’. Censuur geldt in het verlengde daarvan als antipode van de vrije meningsuiting waarin machtige witte mannen, ‘boos’ genoemd, zich beperkt wanen (de stigmatiserende term ‘wit’, die in dit genderdebat bovendien irrelevant zou moeten zijn, gebruik ik omdat ze eveneens van toepassing is op alle zeven schrijfsters). Daarnaast speelde censuur een rol in de eerste voorbereidingen die De Coster voor sekte trof, nadat in Frankrijk een overheidsdienaar had voorgesteld om het pamflet Moi, les hommes, je les déteste van Pauline Harmange uit de handel te nemen.
Censuur is tevens
van toepassing op de zeven schrijfsters zelf. Ze verzwegen dat dichteres Delphine Lecompte in De Morgen had uitgelegd waarom ze een uitnodiging voor De
Sekte van Saskia had afgeslagen. Wel beriepen ze zich op Fix dit, het vrouweninitiatief dat veel
publiciteit kreeg, maar meldden niet dat het net in De Standaard zelf kritiek had gekregen van Christophe Vekeman.
Wat beweren de
zeven schrijfsters? Eerst gooien ze het voorspelbare pot-verwijt-de-ketel-argument
in de prullenbak. Dat De Sekte van Saskia
zelf mannen uitsloot was een recht van de geschiedenis. Het zijn altijd mannen geweest wier gedrag en visie één grote safe space voor henzelf aanrichtte. Even
bewust en provocatief als De Coster? Vrouwen worden volgens de zeven schrijfsters
tot op de dag van vandaag ‘disproportioneel gediscrimineerd’. Alleenrecht voor
mannen heeft de eeuwen getekend en nog steeds wordt ontzettend veel economische,
culturele en politieke ruimte exclusief door hen bezet.
Volgens mij is dat
nog geen reden om dit kwaad met een eigen safe space te kopiëren in plaats van te veranderen. De zeven schrijfsters verwerpen
wel het idee fixe dat vrouwen zich zouden wentelen in een slachtofferschap.
Niet alleen is dat bezijden de waarheid, de ongelijkheid is ook structureel en
systematisch. Indien dat klopt, dan zou het erg lastig zijn, zo niet onmogelijk,
om veranderingen te bewerkstelligen omdat het onrecht bovenpersoonlijk wordt
voorgesteld. Het gaat zelfs de krachten te boven van de welwillendste man.
Alleen
aanvullingen met een substantieel vrouwelijke vertegenwoordiging kunnen helpen,
stellen de zeven schrijfsters terecht. Helaas betrekken ze juist op dat punt Fix dit in hun betoog. Het pleidooi van
dat collectief ging verder dan evenredigheid in literatuuronderwijs en -boeken.
Het verlangde ook meer prijzen, en plaatsen in de canon. Maar zoiets is in een
democratie onmogelijk af te spreken, omdat het niet te verenigen valt met een
jurydynamiek die ontstaat zodra meer dan één mens iets moet beslissen.