zaterdag 6 februari 2021

Maatschappelijke diversiteit (2021)


 

‘Mannen hoeven niet bang te zijn

 

Onlangs brak ik het hoofd over twee opiniestukken van het collectief Fix dit, dat in het nieuwe jaar 2021 structurele erkenning vroeg voor vrouwen in literatuur, ondergeschoven als ze zijn onder een masculiene macht. De spreekwoordelijke inkt was nog niet droog, of Saskia de Coster bracht even spreekwoordelijke pennen in beweging met een exclusief vrouwelijke online-voorstelling De Sekte van Saskia, zoals drie maanden tevoren voorgespiegeld in een opiniestuk waarin deze schrijfster de urgentie verklaarde van zo’n onderneming.

Zoals vaker bij identiteitsprojecten was De Sekte van Saskia paradoxaal. Om te beginnen sloot De Coster mannen uit met als doel de diversiteit te vergroten. Ook was de column waarin zij haar sekte tegen de macht aankondigde één groot machtsvertoon. Iedere bewering viel tegelijk ironisch te interpreteren én werd gedaan op het altaar van de cultuurindustrie: de opiniepagina. Wat betekent het dat iemand zichzelf daar uitroept tot eerste vrouwelijke Messias? Voor mij was De Costers klacht over structurele onderdrukking sowieso onnavolgbaar omdat haar boeken van begin af mannelijke bijval kregen en breed in de aandacht stonden – eveneens, en dat is uitzonderlijk voor een Belgisch auteur, in Amsterdam. Een raar soort erkenning kreeg De Coster in aanzoeken voor het Groot Dictee der Nederlandsche Taal. Ze won het in de categorie ‘Prominenten’. Voorspelbaar eigenlijk dat ze haar klachten over onderbelichting uiteenzette op radio en televisie.

Ik besef dat ik als man (en als collega-auteur die niet bovenmatig in de belangstelling staat) een partij reflexen uitspeel. Dat schijnt bij de blinde vlek te horen die identiteitsdebatten trouw vergezelt. Toch bewerkstelligden de onvermijdelijke reacties op De Costers hyperbewuste project, negatief én positief, het tegenovergestelde van wat zij voor ogen moet hebben gehad. De ruimte voor diversiteit werd helaas verkleind.

 

Disproportioneel gediscrimineerd

Ik kan niet genoeg mijn steun betuigen aan de zaak die De Sekte van Saskia bepleit. Anders dan de ‘excuusallochtoon’ heeft in Van Dale de ‘excuustruus’ nog steeds een eigen lemma. Beide woorden zouden natuurlijk niet nodig moeten zijn, als tekens van een gemakzuchtig denken dat zichzelf voor ontmaskerend houdt zonder iets te hoeven veranderen. En misschien is het tactisch slim dat De Coster haar macht gebruikt – ‘offert’, schreef ze – om onrecht te repareren. Maar zou het geweld van de tegenstemmen haar verbazen? Was er geen manier geweest om haar punt duidelijker te maken?

De Costers project werd alsnog ondubbelzinnig identiteitspolitiek gegrondvest in De Standaard. Daar reageerden zeven vrouwelijke filosofen en kunstenaars (Martha Claeys, Katrien Schaubroeck, Petra Van Brabandt, Lotte Spreeuwenberg, Anneleen Lemmens, Ilse Ghekiere, Karolien Chromiak) op een ingezonden briefje van een man die in dezelfde krant De Sekte van Saskia polariserend geacht had. Draaipunt van het conflict was de safe space, die de filosofen-kunstenaars legitiem vonden en de man contraproductief.

De zeven schrijfsters situeerden de safe space als volgt:


‘een veilige plek waarbinnen vrouwen zichzelf niet censureren of wegcijferen. In een veilige ruimte mag je een ervaring delen zonder elke keer opnieuw te moeten verdedigen waarom je de werkelijkheid zo ervaart. Dat spaart heel wat mentale en emotionele energie. Die energie kunnen we inzetten om na te denken over alternatieve werelden met minder onderdrukking. En die kennis delen we vervolgens graag met al wie het wil horen. Mannen hoeven niet bang te zijn. Alleen diegenen die opgesloten in hun eigen gelijk weigeren hun Witte Huis te verlaten, hebben iets te vrezen.’


Die censuur is cruciaal. Het begrip circuleert tegenwoordig door het publieke debat. Daar wordt het in verband gebracht met het zogeheten eigen gelijk en, alsof corona de finishing touch wilde geven, met ‘bubbels’. Censuur geldt in het verlengde daarvan als antipode van de vrije meningsuiting waarin machtige witte mannen, ‘boos’ genoemd, zich beperkt wanen (de stigmatiserende term ‘wit’, die in dit genderdebat bovendien irrelevant zou moeten zijn, gebruik ik omdat ze eveneens van toepassing is op alle zeven schrijfsters). Daarnaast speelde censuur een rol in de eerste voorbereidingen die De Coster voor sekte trof, nadat in Frankrijk een overheidsdienaar had voorgesteld om het pamflet Moi, les hommes, je les déteste van Pauline Harmange uit de handel te nemen.

Censuur is tevens van toepassing op de zeven schrijfsters zelf. Ze verzwegen dat dichteres Delphine Lecompte in De Morgen had uitgelegd waarom ze een uitnodiging voor De Sekte van Saskia had afgeslagen. Wel beriepen ze zich op Fix dit, het vrouweninitiatief dat veel publiciteit kreeg, maar meldden niet dat het net in De Standaard zelf kritiek had gekregen van Christophe Vekeman.

Wat beweren de zeven schrijfsters? Eerst gooien ze het voorspelbare pot-verwijt-de-ketel-argument in de prullenbak. Dat De Sekte van Saskia zelf mannen uitsloot was een recht van de geschiedenis. Het zijn altijd mannen geweest wier gedrag en visie één grote safe space voor henzelf aanrichtte. Even bewust en provocatief als De Coster? Vrouwen worden volgens de zeven schrijfsters tot op de dag van vandaag ‘disproportioneel gediscrimineerd’. Alleenrecht voor mannen heeft de eeuwen getekend en nog steeds wordt ontzettend veel economische, culturele en politieke ruimte exclusief door hen bezet.

Volgens mij is dat nog geen reden om dit kwaad met een eigen safe space te kopiëren in plaats van te veranderen. De zeven schrijfsters verwerpen wel het idee fixe dat vrouwen zich zouden wentelen in een slachtofferschap. Niet alleen is dat bezijden de waarheid, de ongelijkheid is ook structureel en systematisch. Indien dat klopt, dan zou het erg lastig zijn, zo niet onmogelijk, om veranderingen te bewerkstelligen omdat het onrecht bovenpersoonlijk wordt voorgesteld. Het gaat zelfs de krachten te boven van de welwillendste man.

Alleen aanvullingen met een substantieel vrouwelijke vertegenwoordiging kunnen helpen, stellen de zeven schrijfsters terecht. Helaas betrekken ze juist op dat punt Fix dit in hun betoog. Het pleidooi van dat collectief ging verder dan evenredigheid in literatuuronderwijs en -boeken. Het verlangde ook meer prijzen, en plaatsen in de canon. Maar zoiets is in een democratie onmogelijk af te spreken, omdat het niet te verenigen valt met een jurydynamiek die ontstaat zodra meer dan één mens iets moet beslissen.