donderdag 24 februari 2022

Nieuw lezen en schrijven (2022)

 

 

‘Een losser auteursbegrip’

 

 

Alweer een een jaar geleden verscheen, onder redactie van Eliane Segers en Roel van Steensel, het boekje De nieuwe lezer, over jongeren ‘in het tijdperk van digitale media’. Die titel belooft, conform heersende ideeën over gewijzigde omgang met taal. Door internet als medium en de smartphone als verlengstuk van het lichaam zouden basisvoorwaarden voor lezen en schrijven zijn ondermijnd: aandacht en concentratie. Zulke somberte wordt, zeker in de Lage Landen, bevestigd door PISA-onderzoek over tanende lees- en schrijfvaardigheid.

Het relativeert wel iets dat elk nieuw medium de verwekker blijkt geweest van taalpessimisme. En dat iedere generatie zeker weet dat de vorige beduidend minder presteert. Voor de ondergang van de spellingskunde wist taalkundige John McWorther Latijnse azijnpisserij anno 63 na Chr op te duikelen. Bovendien is juist over digitale cultuur beweerd dat ze behendiger consumenten leverde, die kunnen multitasken.

De nieuwe lezer is de neerslag van een congres uit 2020. Op haar beurt moest Stichting Lezen het wegens corona online houden. Zelden is het bovendien zo toepasselijk geweest dat de tekst ook als pdf verkrijgbaar is. Des te spijtiger dat het boekje zich toespitst op leesvaardigheid. Desnoods met hyperlinks hadden proeven van actuele schrijfvaardigheid, onlosmakelijk verbonden in taal, mij zeker geïnteresseerd. Aan de nieuwe lezer kleeft een nieuwe schrijver. Genoemde McWorther was alvast positief over het sms-genre, ‘spreektaal van de vingers’, maar ik krijg niet het idee dat hij daarmee de publieke opinie huldigde.

Omdat de veronderstelde werdegang van schrijfvaardigheid gratuit wordt veralgemeniseerd en zelfs gestigmatiseerd door haar in verband te brengen met ‘mensen met een migratieachtergrond’, zou een wetenschapper zich geroepen mogen voelen met feiten en nuances te komen. Mij klinkt het overigens even gratuit om zonder voorbeelden nieuwe taalgebruikers te roemen om hun ‘creatieve’ bijdrage aan het Nederlands.

 

Rumoer en geritsel

Voor de norm van wat goede leesvaardigheid behelst, bestaat er een aantal vaktermen die feitelijk metaforen zijn en elk hun eigen accent leggen. Het zal aan mijn watervrees liggen dat ik zowel ‘diep’ als ‘immersief’ lezen niet helemaal begrijp. Ik weet dat de internetpraktijk van ‘surfen’ een geleerde status heeft, maar op een horizontaal gevonden plaats kan zich door een duik toch ook ‘diep’ lezen voltrekken? Dat woord vertelt door verhaal en/of betoog te worden geabsorbeerd, wat een leesduur vergt die onvergelijkbaar groter is dan voor het doorgronden van een sms.

Idealiter treft goed lezen een persoonlijkheid, verandert deze wellicht, door een toestand teweeg te brengen die eudaimonisch blijkt: ‘een waardering voor een verhaal waardoor lezers zich geraakt en geïnspireerd voelen, onder de indruk zijn, tot denken worden aangezet, betekenis ontdekken en langere tijd met het gelezene bezig blijven’. Ook de vreugdeloze term ‘leesplezier’ valt onder deze optie.

Ten slotte spreekt De nieuwe lezer over ‘close reading’. Die term brengt letterkundigen in verwarring maar doelt slechts op volgehouden aandacht. Zo valt ze af te zetten tegen ‘hyper reading’, waarbij de al dan niet mentale markeerstift een tekst scant. In pre-digitale tijden heette dat laatste diagonaal lezen. Daarmee was informatie bij wijze van spreken af te vinken.

Volgens Inge van de Ven hangen ‘close reading’ en ‘hyper reading’ echter samen, en vormen zo geen ‘binaire oppositie’. We schakelen of ‘moduleren’ bij het lezen voortdurend, zegt ze. Dat is ook mijn ervaring, waardoor waakzaamheid geboden blijft bij het corrigeren van studententeksten. Dan is het immers onrechtvaardig om strategisch te filteren en ‘cognitieve flexibiliteit’ aan de dag te leggen.

Ik beleef die combinatie van close en hyper reading overigens al mijn hele lezende leven. Boven de krant aan een knisperende ontbijttafel, de wetenschap bijna te moeten vertrekken terwijl de lectuur niet is voltooid, tijdens telefoontjes die veel te lang duren… Evengoed ken ik die combinatie uit wat zwakkere literatuur. Dan doel ik niet op beruchte natuurbeschrijvingen, maar op pretentieuze vertellerstekst die niet beseft de tijdgeest kopiëren. Of op details, die al opzichtig symbolisch zijn.

Bij ‘diep’ en ‘immersief’ lezen concluderen Frank Hakemulder en Anne Mangen voorzichtig dat veel en kort van scherm consumeren de ervaring vervlakt, maar dat internet minstens zoveel handigheid vereist voor wie niet overspoeld wil worden. Hun aanbeveling om te oefenen zonder afleiding is nog niet simpel te realiseren, in een tijd waar middelbare scholen tijdens lesuren smartphones achter slot en grendel moeten steken. Ook de suggestie naar een bibliotheek te gaan, strijdt met de praktijk van rumoer en geritsel, en weer van smartphones. Bibliotheken blijken wel studieruimtes geworden, in een collectief dus dat troost vindt in de gelijktijdigheid van inspanningen, terwijl het bedoelde lezen een individuele aangelegenheid is.

In huis dan toch maar? Dan zou het lezertje van dienst een eigen kamer moeten hebben. Afleiding blijft een spelbreker. Dat bewijst De nieuwe lezer, voor mij verrassend, doordat bij dyslectici audio-ondersteuning het tekstbegrip blijkt te vertragen. Hoe zou dan het opnamevermogen zijn bij twee recentere ontwikkelingen: audioboeken en podcasts? Voor de laatste innovatie ontbreekt mij alvast ieder geduld.

zaterdag 6 februari 2021

Maatschappelijke diversiteit (2021)


 

‘Mannen hoeven niet bang te zijn

 

Onlangs brak ik het hoofd over twee opiniestukken van het collectief Fix dit, dat in het nieuwe jaar 2021 structurele erkenning vroeg voor vrouwen in literatuur, ondergeschoven als ze zijn onder een masculiene macht. De spreekwoordelijke inkt was nog niet droog, of Saskia de Coster bracht even spreekwoordelijke pennen in beweging met een exclusief vrouwelijke online-voorstelling De Sekte van Saskia, zoals drie maanden tevoren voorgespiegeld in een opiniestuk waarin deze schrijfster de urgentie verklaarde van zo’n onderneming.

Zoals vaker bij identiteitsprojecten was De Sekte van Saskia paradoxaal. Om te beginnen sloot De Coster mannen uit met als doel de diversiteit te vergroten. Ook was de column waarin zij haar sekte tegen de macht aankondigde één groot machtsvertoon. Iedere bewering viel tegelijk ironisch te interpreteren én werd gedaan op het altaar van de cultuurindustrie: de opiniepagina. Wat betekent het dat iemand zichzelf daar uitroept tot eerste vrouwelijke Messias? Voor mij was De Costers klacht over structurele onderdrukking sowieso onnavolgbaar omdat haar boeken van begin af mannelijke bijval kregen en breed in de aandacht stonden – eveneens, en dat is uitzonderlijk voor een Belgisch auteur, in Amsterdam. Een raar soort erkenning kreeg De Coster in aanzoeken voor het Groot Dictee der Nederlandsche Taal. Ze won het in de categorie ‘Prominenten’. Voorspelbaar eigenlijk dat ze haar klachten over onderbelichting uiteenzette op radio en televisie.

Ik besef dat ik als man (en als collega-auteur die niet bovenmatig in de belangstelling staat) een partij reflexen uitspeel. Dat schijnt bij de blinde vlek te horen die identiteitsdebatten trouw vergezelt. Toch bewerkstelligden de onvermijdelijke reacties op De Costers hyperbewuste project, negatief én positief, het tegenovergestelde van wat zij voor ogen moet hebben gehad. De ruimte voor diversiteit werd helaas verkleind.

 

Disproportioneel gediscrimineerd

Ik kan niet genoeg mijn steun betuigen aan de zaak die De Sekte van Saskia bepleit. Anders dan de ‘excuusallochtoon’ heeft in Van Dale de ‘excuustruus’ nog steeds een eigen lemma. Beide woorden zouden natuurlijk niet nodig moeten zijn, als tekens van een gemakzuchtig denken dat zichzelf voor ontmaskerend houdt zonder iets te hoeven veranderen. En misschien is het tactisch slim dat De Coster haar macht gebruikt – ‘offert’, schreef ze – om onrecht te repareren. Maar zou het geweld van de tegenstemmen haar verbazen? Was er geen manier geweest om haar punt duidelijker te maken?

De Costers project werd alsnog ondubbelzinnig identiteitspolitiek gegrondvest in De Standaard. Daar reageerden zeven vrouwelijke filosofen en kunstenaars (Martha Claeys, Katrien Schaubroeck, Petra Van Brabandt, Lotte Spreeuwenberg, Anneleen Lemmens, Ilse Ghekiere, Karolien Chromiak) op een ingezonden briefje van een man die in dezelfde krant De Sekte van Saskia polariserend geacht had. Draaipunt van het conflict was de safe space, die de filosofen-kunstenaars legitiem vonden en de man contraproductief.

De zeven schrijfsters situeerden de safe space als volgt:


‘een veilige plek waarbinnen vrouwen zichzelf niet censureren of wegcijferen. In een veilige ruimte mag je een ervaring delen zonder elke keer opnieuw te moeten verdedigen waarom je de werkelijkheid zo ervaart. Dat spaart heel wat mentale en emotionele energie. Die energie kunnen we inzetten om na te denken over alternatieve werelden met minder onderdrukking. En die kennis delen we vervolgens graag met al wie het wil horen. Mannen hoeven niet bang te zijn. Alleen diegenen die opgesloten in hun eigen gelijk weigeren hun Witte Huis te verlaten, hebben iets te vrezen.’


Die censuur is cruciaal. Het begrip circuleert tegenwoordig door het publieke debat. Daar wordt het in verband gebracht met het zogeheten eigen gelijk en, alsof corona de finishing touch wilde geven, met ‘bubbels’. Censuur geldt in het verlengde daarvan als antipode van de vrije meningsuiting waarin machtige witte mannen, ‘boos’ genoemd, zich beperkt wanen (de stigmatiserende term ‘wit’, die in dit genderdebat bovendien irrelevant zou moeten zijn, gebruik ik omdat ze eveneens van toepassing is op alle zeven schrijfsters). Daarnaast speelde censuur een rol in de eerste voorbereidingen die De Coster voor sekte trof, nadat in Frankrijk een overheidsdienaar had voorgesteld om het pamflet Moi, les hommes, je les déteste van Pauline Harmange uit de handel te nemen.

Censuur is tevens van toepassing op de zeven schrijfsters zelf. Ze verzwegen dat dichteres Delphine Lecompte in De Morgen had uitgelegd waarom ze een uitnodiging voor De Sekte van Saskia had afgeslagen. Wel beriepen ze zich op Fix dit, het vrouweninitiatief dat veel publiciteit kreeg, maar meldden niet dat het net in De Standaard zelf kritiek had gekregen van Christophe Vekeman.

Wat beweren de zeven schrijfsters? Eerst gooien ze het voorspelbare pot-verwijt-de-ketel-argument in de prullenbak. Dat De Sekte van Saskia zelf mannen uitsloot was een recht van de geschiedenis. Het zijn altijd mannen geweest wier gedrag en visie één grote safe space voor henzelf aanrichtte. Even bewust en provocatief als De Coster? Vrouwen worden volgens de zeven schrijfsters tot op de dag van vandaag ‘disproportioneel gediscrimineerd’. Alleenrecht voor mannen heeft de eeuwen getekend en nog steeds wordt ontzettend veel economische, culturele en politieke ruimte exclusief door hen bezet.

Volgens mij is dat nog geen reden om dit kwaad met een eigen safe space te kopiëren in plaats van te veranderen. De zeven schrijfsters verwerpen wel het idee fixe dat vrouwen zich zouden wentelen in een slachtofferschap. Niet alleen is dat bezijden de waarheid, de ongelijkheid is ook structureel en systematisch. Indien dat klopt, dan zou het erg lastig zijn, zo niet onmogelijk, om veranderingen te bewerkstelligen omdat het onrecht bovenpersoonlijk wordt voorgesteld. Het gaat zelfs de krachten te boven van de welwillendste man.

Alleen aanvullingen met een substantieel vrouwelijke vertegenwoordiging kunnen helpen, stellen de zeven schrijfsters terecht. Helaas betrekken ze juist op dat punt Fix dit in hun betoog. Het pleidooi van dat collectief ging verder dan evenredigheid in literatuuronderwijs en -boeken. Het verlangde ook meer prijzen, en plaatsen in de canon. Maar zoiets is in een democratie onmogelijk af te spreken, omdat het niet te verenigen valt met een jurydynamiek die ontstaat zodra meer dan één mens iets moet beslissen.

 

vrijdag 25 september 2020

Lezersonderzoek Encyclopedieën van de val (2020)

  

Toelichting, mogelijkheid voor suggesties & correcties: hier.

 

 

Abraracourcix. In Nederlandse vertalingen van Asterix & Obelix de oorspronkelijke, ongewijzigd overgenomen naam van de stoutmoedige leider der Galliërs, die alleen van zijn schild viel wanneer zijn dragers er de brui aan gaven, in volle vaart remden of geen rekening hielden met de hoogte van een deur. Op zulke drama’s anticipeert hij in De broedertwist (oorspronkelijk: Asterix en de diepe kloof) met een schild op wieltjes dat stabieler zou zijn – tot het over een kei wordt getrokken. Dit was het eerste album dat, na het ontvallen van tekstauteur Goscinny, volledig door tekenaar Uderzo was verzorgd. Decennia later, in 2002, werd Abraracourcix hernoemd tot Heroïx. Was er wat voorgevallen? Onderging de kennis van het Frans of het Nederlands een spectaculaire metamorfose? Merkwaardig vind ik verder dat in zijn onverschrokkenheid Abraracourcix een sedentair personage is. Alleen nadat Caesar had beweerd dat de Belgen dapperder zijn dan de Galliërs, bracht de hoofdman dat vreemde land persoonlijk een bezoek. Dit verhaal over de Zuidelijke Nederlanden is het laatste dat Goscinny schreef.

Afgunst. Menselijke eigenschap, democratischer dan hoogmoed, die tot noodlottigheid kan leiden. Zo scheen de Satan het in zijn jonge hemeljaren al niet te kunnen verdragen dat Jezus was uitverkoren tot Messias. Het gevolg van die negatieve sensatie vertolkte in Paradise Lost de brave waardige engel Abdiël: ‘I see thy fall / Determined’. Overigens schmiert God dan wel door, na voorbereidend werk van twee martiale engelen, Jezus de finale klap te laten uitdelen, mede opdat roem de zoon deelachtig wordt als Vorst en Erfgenaam – overdeterminatie. Grappig dat later de Satan in de gedaante van slang Eva op andere gedachten brengt door te stellen dat kennis van goed en kwaad altijd van pas komt en dat God kennelijk niet verdraagt dat mensen hetzelfde weten als hij, uit ‘envy’ (in ‘heavenly breasts’)!

Antiquariaat. Opvanghuis voor boeken die, vanwege de hoge omloopsnelheid, niet eens gevallen hoeven te zijn. Encyclopedieën worden er wel niet meer ingekocht.

Arabier, De. Naam van het Camus-personage dat door de kolonist Meursault, met de zon als getuige, op een Algerijns strand met vijf kogels wordt neergeknald, na een mes te hebben getrokken. Komt onder die naam 25 keer in L’étranger voor. Desgewenst te vervangen ‘door duizend soortgenoten of zelfs door een raaf of een rietpluim’, stelt romanschrijver Kamel Daoud die hem meer dan een halve eeuw later alsnog een naam gaf: Moussa. ‘Weet je, ik heb me nooit Arabier gevoeld. Zoals ook het negerdom alleen bestaat in de blik van de blanke. In onze wijk, in onze wereld was je moslim, je had een naam, een gezicht en een routine. Verder niets. Die anderen waren “vreemdelingen”, de roemi’s die God hiernaartoe had gebracht om ons op de proef te stellen, maar van wie de uren hoe dan ook geteld waren: vroeg of laat zouden ze weggaan, dat stond vast.’ Toch geeft L’étranger aan de broer van de vermoorde inzicht in de ziel van de moordenaar, die roemi, ‘alsof ik zijn engel was’. Minder verheffend is de slotkwestie die Daoud moet vermelden, welke nationaliteit de Arabier precies droeg.

Bergtop. In de Spaanse Pyreneeën, waar Sartre, naar getuigenis van Simone de Beauvoir, haastig hele stukken tekst produceerde voor zijn filosofische hoofdwerk L’être et le néant.

Brain, I Love My. Opschrift op de fietshelm van de gourmande, geflankeerd door flamingo’s, met afstand haar favoriete dieren. Meer dan roze steken ze ook fantastisch af tegen het zwart van de helm die bijna te mooi is om op te zetten. In die zin is het bijna een geluk dat hij van de gangkast gevallen is: men mag zo’n ding voor de veiligheid dan niet meer gebruiken. En zo pronkt de helm met zichzelf, in volstrekte rust, op de kast die van de zijkant gesteund wordt door de lichtval uit een raam boven de keldertrap. Op zonnige dagen is deze braincatcher waarlijk een museumstuk.

Camus, Albert. Schrijver van La chute, vertaald als De val.

Chute. Wending in een sonnet, restant van een woord dat niet openging toen de zwaartekracht er vat op kreeg. Woord uit Touretappes op de televisie, soms gevolgd door abandon.

Cons, Piège à. Valstrik voor stommelingen. Zo noemde Jean-Paul Sartre in 1973 het fenomeen verkiezingen, dat helemaal niet zo democratisch zou zijn als we denken. Dat geloof ik ergens wel, al is er een gevaar voor scherpzinnige geesten die zulke observaties doen: verstrikt raken in redenaties over andersdenkenden, met boem: een val naar voren waarna een duivenei op het hoofd.

Dilemma. Van rechter Clamence in Camus’ De val: achterna springen in het koude water, met alle risico’s van dien? Of doorlopen, met alle gedachtekronkels van dien?

Eindelijk. Uitroep in de oorlogsjaren door een bovenbuurvrouw van Camus. Ze kwam soms naar beneden, bij de hotelhoudster, met de vraag om in haar aanwezigheid het avondeten te mogen nuttigen en kuste haar dan. Na 31 jaar sprong ze en kon ze spreken, samen met een spleet van zes centimeter in het voorhoofd.

Encyclopedie. 1. Medelijdend om lachen, als zijnde een bizarre onderneming en er zelfs tegen tekeer gaan (Idée Reçue). Hobbyprojectje van Voltaire c.s., om de mensheid te ontstichten. Down under in de geest object van magie, omdat kwantiteit en objectiviteit zich lijken te verenigen. 2. Favoriet object taalkundig genie, omdat zulke objecten een harde kaft hebben en veel bladzijden, twee basale voorwaarden voor haar hobby van ‘boekvouwen’: door een vernuftig meetsysteem per bladzijde ontstond er, dichtgeklapt bij zij-aanzicht, een figuur (hartje) of een woord (friends). Zelf sprak ze van de Winkelier Prins. 3. Boek waarvan ik in mijn oerjaren de auteur meende te weten maar nog niet te kennen: God. Alles zou worden verklaard.

Encyclopie. Bijnaam voor een encyclopedie, van mensen die spotten met de geleerdheid (cultural literacy) die erin zou staan of van mensen die er liefkozend aan dachten als razendtoegankelijk kennisproject (legal culture rally). Voor de eersten viel het ding door zijn opzet door de mand, voor de tweeden steeg het daarom juist in hun achting.

zondag 1 december 2019

Zilverlingen. Taal over taal, 1994-2019 (2019)


isbn 978 90 7920 262 1, 224 blz.
Grafische vormgeving www.gestalte.be



Oorspronkelijk wilde ik ridder worden of tuinarchitect. Het liefst ging ik natuurlijk in de voetballerij, desnoods parttime, als de meester van de vijfde die het geschopt had tot het Nederlands elftal (tweede helft tegen Tsjechoslowakije, 1969). Mijn constitutie werkte daar niet echt aan mee, dat begreep ik wel. Ik was wat in de vakliteratuur heette lui, pedant en ziekelijk.
Soms probeerde ik het heus, hield een balletje drie keer hoog, mikte op een lantaarnpaal maar bedoelde de ernaast geparkeerde auto, wreef aarde over mijn blote knieën. Ik moest dan, klonk het onverbiddelijk, op adem komen. En besloot in het gras te gaan liggen.
Zo pienter was ik, dat ik me ophield buiten bereik van het ouderlijk oog. Mijn grazige weiden bevonden zich aan de overzijde van een dijk die ik onder geen beding mocht oversteken. Een lichaam vol vervaarlijke beloften (als je er te hard over denkt, lezen mensen ze van het voorhoofd) trippelde langs een rustoord. Het heette Aeneas. Daarachter begon een park. Je kwam daar over een brug waarvan de okergele verf was afgebladderd. Ik bepaalde me tot het stukje niemandsland ervoor, evenmin geclaimd door een aanpalend ziekenhuis. Ik vertraagde mijn pas bij het talud en perste de bal in het opgeschoten gras. Liet me iets naar beneden glijden, richting sloot. In de verte zoefde vrachtverkeer naar België, ploeggenoot van de Lage Landen.


Oorspronkelijk wilde ik ridder worden of tuinarchitect’, herinnert Marc Kregting zich. Maar dat was voordat in 1994 zijn debuutboek De gezel verscheen. Kreeg hij toen een vak of een identiteit? Vijfentwintig jaar later maakt Kregting de som op in Zilverlingen – een onbeschaamd geretoucheerde keuze uit zijn columns en notities over taal.
Hij werd tekstredacteur. Niet simpel, temeer daar Kregting in de tussentijd naar België emigreerde. Hij moest terug naar school. Was het ‘Ik ben begonnen te lopen’ of ‘Ik ben beginnen lopen’? Door de jaren heen vielen hem meer verschillen op, pietluttigheden die zijn taalzintuig kietelden. Kregting waande zich een toerist op thuisgrond en raakte verzeild tussen politiek en ouderschap, sport en ecologie, uitsluiting en liefde.
Als taaldocent ervoer Kregting bovendien hoe jongeren zich uitdrukken. Opnieuw moest hij leren, tot aan de spaties toe. Dat actualiteit en geschiedenis zo door taal blijven kieren, bewijst Zilverlingen. Marc Kregting dribbelt even zwaardzwaaiend als vrolijk op het materiaal af waarvan hij leeft. Op naar het volgende debuut.


Als er één boek van het voorbije jaar meer aandacht verdiende, is het Zilverlingen, een pittige mix van ironische taalstatements én loepzuivere aforismen.’ (Frank Hellemans, Doorbraak)
‘Eindeloos tekstplezier voor iedere koele minnaar van de Nederlandse taal. De taal in haar/zijn hemd gezet, net als wij overigens, de gebrekkige en hulpeloze gebruikers ervan (die taal). Anakoloeten nemen de boel over, gelukkig zijn er poortwachters als Kregting! Wat is hij toch een onwaarschijnlijk verfijnd stilist, wat een sprankelende geest.’ (Laurent, Goodreads)
‘Hij heeft alle uithoeken van de taal gezien. (…) Waar de boekenmarkt in die vijfentwintig jaar geregeld is overspoeld met boeken vol vrolijke stukjes die lekker van a naar b trekken en hun observaties over het algemeen beperken tot nostalgische bespiegelingen over verloren gegane taal of juist grappige observaties over de laatste taalmodes, ken ik geloof ik geen boeken die de volheid van de taal zo weet te raken. (…) Zilverlingen van Marc Kregting is een heel ongebruikelijk boek over taal. En mede daardoor misschien wel het beste dat ik dit jaar heb gelezen.’ (Marc van Oostendorp, Neerlandistiek.nl)
‘Zeer speels, zeer verrassend.’ (Frits Spits, De Taalstaat)

donderdag 16 mei 2019

Bloemlezing 21ste-eeuwse essays (2019)


Ruimte in het hoofd



Toen onlangs het literaire tijdschrift G. een nummer plande over Patricia de Martelaere die tien jaar geleden overleed, bleek van deze begenadigde en bewierookte essayiste-romanschrijfster, wier oeuvre decennia omspant, geen enkel boek voorradig. Geïnteresseerd jongere auteurs moesten zich behelpen met fotokopieën en niet-afgeschreven bibliotheekexemplaren. Prachtig dus dat Nina Polak en Joost de Vries eind 2018 met de bloemlezing De wereld in jezelf. De Nederlandse en Vlaamse literatuur van de 21ste eeuw in 60 essays materiaal naar buiten brachten dat, hoe recent ook, amper beschikbaar blijkt. Bovendien heeft deze gebonden editie van dik zeshonderd bladzijden een leeslint, hintend dat het genre trage consumptie eist – die de voorbarige datering in de ondertitel kan verklaren.
De twee samenstellers nemen in hun voorwoord uitdagend afstand van het essay als beschouwende tekst (hun cursivering), die een afstandelijk betoog zou afsteken. Polak en De Vries hebben voorkeur voor onderzoek dat meandert en een persoonlijke toets toelaat. Meteen is dan de vraag of het een het ander uitsluit. Hoe zouden ze bijvoorbeeld Montaigne inschatten, verklaard grondlegger van het essay? De samenstellers omzeilen die kwestie pragmatisch, doordat de eisen van de tijd veranderd zouden zijn. Voor hen is het tekenend dat er recent een heruitgave verscheen van Marja Pruis’ De Nijhoffs en ik. Dit debuut was in 1999 ‘ongenadig hard afgefakkeld’ omdat de auteur zich naast haar onderwerp drong. Nu wordt zo’n prominent ik, constateren Polak en De Vries, ‘unaniem geprezen’.
Ze verklaren die ontwikkeling uit de veelheid van media en informatie die in de 21ste eeuw beslag kreeg: mensen nemen de wereld subjectiever waar. Elk onderwerp zou daarbij zijn eigen methode afdwingen. Tegelijk zijn maatschappelijke misstanden als seksisme en discriminatie zo algemeen, dat een goed essay tegenwoordig, ‘niet uit navelstaarderigheid’, de oplossingen dicht bij huis zoekt. Dat is wederom pragmatisch omdat, ontlenen Polak en De Vries aan een uitspraak uit een prognose, met een traditioneel ‘vrijuit’ onderzoek via dit type tekst ‘geen droog brood meer te verdienen valt’. Het delen van privébesognes als aanpassing aan de markt?
Voorheen hield het essaygenre volgens de samenstellers een literair ‘spel’ in, met ‘mooischrijverij’. Ze noemen daarbij Komrij, Vogelaar en Krol. Het te maken punt zou bij die auteurs onder aan het prioriteitenlijstje staan en zo bleven ze zelf ‘buiten schot’. Dit type, onthullen Polak en De Vries, ontbreekt in deze bloemlezing. Ze sluiten zich expliciet aan bij Joost Zwagerman die straatrumoer in de literatuur kon waarderen.
Een essay uit De wereld in jezelf is dus onbeschroomd bevlogen en geëngageerd. Polak en De Vries prefereren ‘algemene onderwerpen’ boven stukken over literatuur en poëtica van ‘vooral dichters’ die van papier naar papier zouden bewegen. De 21ste eeuw van deze bloemlezing begint met Nine-eleven. Volgens Michael Zeeman, betiteld als ‘huisessayist van de Volkskrant’, leek toen het begrip Derde Wereldoorlog ’even inhoud te krijgen’. Drie dagen na de aanslagen achtte hij alleen fictie in staat deze werkelijkheid te begrijpen. Door deze acquitstoot van De wereld in jezelf wordt heil gezocht in de vermaatschappelijking van literatuur. En dus ook van het essay, dat zich in deze bloemlezing, garanderen de samenstellers, diverser dan ooit betoont. Het kan er de vorm aannemen van een brief, een verhaal, satire,… Volgens Polak en De Vries duikt literatuur zelf er ook anders in op. Lezen van een andere tekst gaat niet met exegese, maar weerspiegelt eigen ervaringen, ‘de theorie van de roman wordt als het ware doorberekend naar de praktijk van het leven’. Daarnaast zou het essay oprukken binnen de roman zelf, ‘het narratief wordt opgeschort voor een essayistisch vertoog’. Dit vertoog is zelfstandig te lezen, terwijl de samenstellers bij enkele, vaak oudere auteurs (Brassinga, Februari, Hulst, De Jong, Lanoye, Schippers) geen ‘fragment uit een groter geheel’ kunnen en willen lichten.
Hun selectie in ogenschouw nemend stelt het Polak en De Vries teleur dat er maatschappelijk grote thema’s als de bankencrisis en klimaatverandering in ontbreken. Wel ontwaren ze ‘opvallend veel porno’. Onder de bijna zestig uitverkorenen voor De wereld in jezelf zijn in het eerste decennium van de eeuw mannen overtallig, in het tweede tellen Polak en De Vries, opnieuw geïnspireerd door Pruis, meer vrouwen. Ook dat is een teken van vergrote diversiteit, die het belang van iedereen dient. Het voorwoord besluit: ‘Het essay is de plek waar de schrijver zich vrijuit tot de wereld kan verhouden, waar ruimte wordt opgeëist maar ook ruimte wordt gemaakt in het hoofd van de lezer’.

Roze koeken
Waarschijnlijk klinkt door mijn modale werkwoorden al verbazing over de statements van Polak en De Vries.
Hun afkeer van poëticale stukken wordt weersproken door de as van de bloemlezing. Behalve Zwagerman en Zeeman (uit wiens krantenartikel de cruciale laatste 500 woorden zijn weggelaten) vertolken nog twee mannen die: Bas Heijne met ‘Weg met de wezenloosheid’ en P.F. Thomése met ‘Raadsel der verstaanbaarheid. Deze vier poëtica’s hebben een relatief groot publiek bereikt, gaan exclusief over proza, bieden geen nieuwe gezichtspunten en voelen bij herlezing lauw aan. Terzijde hebben ze nog iets gemeen. Zeemans beschouwing uitgezonderd zijn deze teksten gemaakt voor aan letterenfaculteiten gelieerde evenementen. Hier fungeren essayisten als zogeheten gastschrijvers.
Polak en De Vries’ bewering over de actuele penetratie van het essay in fictie kan ik evenmin volgen. Vroeg in de twintigste eeuw is het begrip essayisme zelfs door Musil in zijn romancyclus Der Mann ohne Eigenschaften verdisconteerd. Nog eerder kende Nederlandse literatuur in Multatuli zo’n uitvoerder van wat Polak en De Vries voor de 21ste eeuw ontdekken. Even voordien, in het postmodernisme, was genrepenetratie min of meer de norm.
Andersom sticht Polak en De Vries’ besluit geen ‘fragment uit een groter geheel’ op te nemen verwarring, omdat meerdere teksten in De wereld in jezelf refereren aan inleidingen en vorige hoofdstukken. Akkoord, de expliciet om die reden niet gebloemleesde Maxim Februari is voor mij, zoals ik eens bekende, de grootste hedendaagse essayist. Maar juist zijn praktijk ondermijnt Polak en De Vries’ criteria. Februari schrijft wekelijks maatschappelijke columns, publiceerde in de 21ste eeuw meer dan één boek met zulke houdbare zelfstandige stukken, bundelde ervaringsrijke notities over een heet hangijzer als transseksualiteit…
Nu redeneer ik op het niveau van namen. Polak en De Vries vertellen te hebben weggestreept uit een veelvoud aan namen. Ze erkennen dat twee andere bloemlezers, die net als zij in de KB ‘op een dieet van roze koeken en koffieautomatenkoffie’ door essaybundels uit de 21ste eeuw zouden heengaan, zestig totaal andere teksten hadden kunnen kiezen die met evenveel recht als staalkaart voor het genre golden. Maar juist die aanspraak maakt me met terugwerkende kracht nieuwsgierig naar concrete voorbeelden van ‘mooischrijverij’ bij Vogelaar en Krol. Van Polak en De Vries’ derde passé essayist, Komrij, heeft De wereld in jezelf nota bene een tekst opgenomen. Ik zie daar eerlijk gezegd vooral stijl, maar het punt dat er wordt gemaakt, over homoseksualiteit, lijkt niet op klassieke wijze ontstaan door het essayeren zelf.
Ook zijn bij Komrij alinea’s drastisch verkort tegenover de hem omringende essays. We schrijven dan 2008. Mijn stelling is dat hij technisch iets liet zien wat bij jongeren in deze bloemlezing weerkeert. De essayist was een superproducent geworden, die met zijn gerekte bladspiegel kwantitatief aan de vraag voldeed. Hij bewoog zich naar het fragmentarische, over de rand waarvan latere auteurs vallen. Bij hen worden essays genummerde deeltjes waarin de breuken geen andere motivatie vertonen dan wat er, heet van de naald, rond het aanvraagmoment is gebeurd, te binnen geschoten en gelezen. Met één citaat verschijnen en verdwijnen allerlei boeken in zo’n tekst. Dit klinkt ouwelijk, maar ik moet, al zijn me zijn jonge essayisten bekend die de stiel anders bedrijven, afgaan op de bloemlezing. Daar weet Fiep van Bodegom met zo’n vorm van fragmenten en citaten trouwens wel een tekst te componeren die een essayistische denklijn vertoont.
Bij die dominante desintegratie verstrekt De wereld in jezelf een ratjetoe van alineavormgevingen, soms binnen hetzelfde stuk met en zonder witregels, dan weer inspringend en dan weer niet. En nu ik toch aan het zagen ben: de noten verwijzen naar een afwezige bibliografie en de inhoudsopgave wankelt. Met een pauze van vierhonderd bladzijden verwijzen twee bijna identieke noten naar een en dezelfde doorwrochte studie over Pasolini, in twee spellingen van deze regisseursnaam.

maandag 3 september 2018

Ontwerp voor een omzeillexicon (2018 - )



Toelichting en mogelijkheid voor suggesties & correcties: hier.




Aan, Bouwen
Aan, Nood hebben
Aan, Teruggeven
Aan, Vasthouden
Aan, Wen er maar
Aanboren
Aangaan, Het gesprek
Aangeven
Aanname
Aanpak, Plan van
Aanpakken
Aanreiken
Aanscherpen
Aantikken
Aantrekkingspool
Aanzwengelen
Aardverschuiving
Academisch
Achtbaan, Emotionele
Achter, De mens
Achterban
Achterhaald
Achteroverleunen
Achterpoort
Actie
Actief
Actieplan
Activist
Adresseren
Afgeven, Een signaal
Afklokken
Afleggen, Parcours
Aflijnen
Afronden
Afslanken
Afspraak
Afstemmen
Aftoetsen
Afvinken
Agenda
Alarmbel
Alarmerend
Alles, Echt
Amalgaam
Ambachtelijk
Ambassadeur
Ambiguïteit
Ambitie
Analytisch
Angst
Anoniem
Antwoorden, Eenduidige
Apenrots
Appel, Rotte
Appropriatie
Arbitrage
Articulatie
Artificieel
Autoluw
Autonomie

Bad, Een warm
Bad, Mee in
Bagage
Bal, Kort op de
Bandbreedte
Barbaars
Barometer
Basisfilosofie
Bastion
Beeldvorming
Beest, Politiek
Behoefte
Beledigend
Beleven
Belichamen
Belofte, Loze
Bereid
Beschaving
Beste, De
Betekenisvol
Betrekken
Bevlogen
Bevragen
Bevragen, Kritisch
Bevragen, Zichzelf
Bewaken
Bewijzen
Bewustwordingsproces
Bezielend
Bezorgd
Bij, Neerleggen
Bij, Stilstaan
Bijleren
Bijsturen
Bijtanken
Bijzonder, Heel
Binair
Bindmiddel
Binnen, Dat komt
Binnen, Kaderen
Boeiend
Boekdelen, Dat spreekt
Bottleneck
Bouwen, Bruggen
Bouwstenen
Bovengronds
Brengen, Iets
Breuklijn
Bruisend
Bubbel
Bucketlist
Buikgevoel
Buzzwoord

Cancelen
Casus
Categoriseren
Centen
Certificaat
Changer, Game
Charter
Checken
Claim
Cliché
Club
Coachen
Cocon
Cocreëren
Code
Cohesie
Comfortzone
Communiceren
Competitief
Complexiteit
Concept
Conceptie
Conceptueel
Concreet
Connectie
Constitueren
Construct
Constructief
Constructiefout
Contact
Contesteren
Context
Contextualiseren
Continuïteit
Continuüm
Conversatie
Copernicaans
Crashen
Creatief
Creëren
Crimineel
Crossover
Cultus
Cultuurideaal
Cultuurimperialisme
Curriculum