vrijdag 31 mei 2013

Koffie. Een doeboek (2013)


ISBN 978 90 284 2492 0, 400 blz.
Grafische vormgeving Siebe Bluijs



Ik ben genezen. Mijn vertrouwen in de wetenschap stond op en begon te wandelen. Dit na een bericht over linguïstisch onderzoek naar de eerste woorden van Neil Armstrong in 1969 bij het betreden van de maan. Daarbij gaat het niet om de felicitatie die hij volgens apocriefe bronnen aan zijn buurman van weleer richtte, maar om zijn vergelijking tussen mens en mensheid – om de vooruitgang die zou zijn geboekt. Naar nu blijkt was Armstrongs one small step toch niet ‘for a man’ maar ‘for man’. Hij verkleinde zichzelf al vergrotend.
Nog los van het krakkemikkige contact is bij die conclusie rekening gehouden met zijn Ohioaans accent. Lang had men wegens een zacht uitgesproken ‘a’ in de zin een soort gat horen vallen. Maar uit een spectografische afdruk van de originele magnetische tape van de Apollo 11, geoptimaliseerd met de recentste audiotechnieken, bleek daar helemaal geen plaats voor te zijn. Man. In het vuur van het ogenblik had Armstrong door die omissie onbedoeld nadruk gelegd op het verschil met mankind, vreemd genoeg door een equivalent (waar vanaf de aarde lacherig over is gedaan). Hij schiep een bedwelmende ritmische parallellie, tevens de reden waarom de zin soepeltjes in het geheugen plaatsnam.
Hoe kwaliteitsvol de astronaut sprak, kan slechts blijken uit een vergelijking. Bijvoorbeeld met de Tsjech Václav Klaus, president, die vreesde dat zijn land in de Europese Unie zou ‘smelten als een suikerklontje in de koffie’.
Terzijde genas ik van nog een kwaal. Uit zijn lichaamstaal en spraakpatronen is afgeleid dat Armstrong zijn catchphrase spontaan heeft geuit, of tenminste zelf verzonnen. Daarbij was hij goed bij zijn hoofd, wat ter plekke niet gemakkelijk is want zeker daar moet de zon niet te dichtbij zijn. Hij is niet ingefluisterd door zijn opdrachtgever NASA, of desnoods door het Witte Huis. Voor wie een fictieserie als The West Wing aannemelijk acht omdat de plaatselijke Václav Klaus voortdurend tussen pr-mensen en ghostwriters acteert en pas in de tweede jaargang eventjes in beeld komt bij zijn kabinet, is dit lastig om te geloven, maar het is nu bewezen.
Wel bleek ik de vakliteratuur niet goed te hebben bijgehouden. Neil Armstrong was namelijk niet de eerste op de maan. Er zat al een man, de oppasser Piggelmanus. Deze was niet bepaald het zonnetje in huis, want hij verlangde hevig naar koffie. Dat ontdekten ter plekke Piggelmee en Tureluur, verslaggevers en zelf woonachtig in een Keulse pot, die erg veel zin hadden in een bepaalde drank.


Koffie is de enige drug die overal legaal gebruikt wordt. Ze brengt troost, schept gezelligheid, lijmt brokken, maakt wakker en er wordt veel geld mee verdiend. In dit boek vertelt Marc Kregting het grote verhaal van koffie, dat hij op smaak brengt met kleine anekdotes. Wie spreekt van de bekendste boon ter wereld, heeft het over harde dagelijksheid en zijdezachte liefdes. Koffie is een tragikomisch feuilleton dat begint bij de kredietcrisis in 2008 en wordt afgewisseld door polemiek en handige weetjes.
Koffie neemt de lezer mee op een hilarisch avontuur langs gezondheid, politiek en geschiedenis. Ridder Ivanhoe legt uit hoe Starbucks zo groot kon worden. Zelf ontdekt Marc Kregting dat in het beroemdste gedicht uit de Nederlandse literatuur doping wordt gebruikt, en dat in 1950 twee meisjes te Stavoren de koffiemolen hebben begeerd waarmee Anders Breivik zijn bommen maakte. Hadden plots ontploffende Senseo-apparaten daar ook wat mee te maken? En waarom gaf Hugo Claus toch aan Jan en alleman ‘de eerste druk van de Max Havelaar’ cadeau? Soms verandert zelfs cafeïnevrij Engels, hét dialect van de eenentwintigste eeuw, in de allerindividueelste espresso.

‘Verwacht vooral geen klassieke geschiedenis van het kopje troost. Of wat uitleg over hoe je nu best koffie zet, drinkt of maalt. Weet wel dat Kregting je nu en dan in de maling neemt. Tussen alle sérieux in. Of is het andersom?’ (Fred Braekman, Knack)
‘In het zeer origineel vormgegeven boek Koffie dist Marc Kregting talloze anekdotes en weetjes op, die hij op unieke wijze met elkaar verbindt. Koffie is een heerlijke dosis reportages, gedichten, koffiekortingsbonnen, vragen, feuilletons en illustraties met in de hoofdrol koffie in alle soorten en maten.’ (Saskia Balmaekers, Ciaotutti)
‘Kregting heeft er een virtuoze afrekening met het postmodernisme van gemaakt, potsierlijk en humoristisch, in een veelheid van stijlen geschreven. U moet het wel even uitpakken voordat u van zijn stijl, zijn vorm en zijn inhoud kan genieten.’ (CoffeePro)
‘In dit mooie boek brengt Marc Kregting met veel humor het grote verhaal van koffie, met tussendoor anekdotes, quizvragen, gedichten en illustraties. Een aanrader.’ (Dag allemaal)
‘een caleidoscopische verkenning van het koffie-universum (…) een speelse, intrigerende, bijwijlen ongrijpbare collage (…) een boek over alles, dus ook over koffie (…) theedrinkende politici worden tegenover koffiedrinkers geplaatst en ook lekker bij de voornaam genoemd (…) een eenentwintigste-eeuwse Eduard Douwes Dekker (…) dit precieuze en waardevolle doeboek’ (Manuel Duran, Streven)
‘Ideaal salontafelboek, om het ijs te breken met de visite, en om van te genieten.’ (Gazet van Antwerpen)
‘als lezer van de bij vlagen zeer persoonlijke teksten krijg je de indruk dat de schrijver geregeld stevig onder de invloed van koffie verkeerde. Hij is daardoor creatief met koffie, ja, maar ook wel vermoeiend en geregeld flauw.’ (Gooi en Eemlander)
‘Niks kom je te weten over hoe een ristretto zich laat bereiden, waar je koffiebonen het best kunt bewaren of welke melk geschikt is. (…) een eindeloze stroom woorden, met af en toe een lezenswaardig weetje. Kregting schijnt bovendien iets te hebben met de senseo-liefhebbende Geert Wilders en Ulrike Meinhof. Hij komt er zo vaak op terug, dat je je afvraagt: waarom moet ik dit weten? Kregtings voorbeeld Multatuli werd in het negentiende eeuwse Friesland mateloos populair. Zelf moet hij nog even dieper.’ (Jaap Hellinga, Leeuwarder Courant)
‘Hoe vaak hij ook lijkt te herhalen dat het koffie is waar de wereld om draait, de wereld draaide ook al vóór de mensheid in de zeventiende eeuw koffie ging drinken. (…) Het mooie is: dit literaire procedé levert verbijsterende verbanden op, die zich vaak op de grens van humor en meligheid bewegen.(…) Boeken zoals Kregtings Koffie – bijeengehouden door een rode draad van kunstzijde – hebben noodzakelijkerwijs een springerig karakter. Buitelen en bokkensprongen, dat werk (…) Men mag rustig zeggen dat Koffie helemaal geurt naar Multatuli’s werken. (…) De overeenkomst ligt in kritische houding jegens tijdsverschijnselen, filosofische afstand, een zeker encyclopedisme (veel feiten en cijfers), genoemde springerigheid. Dat Kregting Multatuli niet in stijl kan evenaren, nu ja, dat lukt ook maar zeer weinigen (…) een van de raarste, meest inspirerende en leukste boeken van de laatste tijd’ (Atte Jongstra, Ons Erfdeel)
‘De veelheid aan onderwerpen is meteen ook wel de grootste zwakte van het boek.(…) “Koffie” bevat zoveel verschillende onderdelen, die samengevoegd zijn zonder echt veel samenhang - behalve dan het feit dat ze allemaal ergens wel iets te maken hebben met het zwarte goedje. (…) Bovendien is het taalgebruik dat Kregting hanteert niet altijd even gemakkelijk om te verwerken, het strookt ergens niet met de lichte samenstelling van het boek. (…) Maar, het boek is doordrongen van een liefde voor koffie, dat valt niet te ontkennen.’ (Sarah Juchtmans, Cutting Edge)
‘Het lijkt op een almanak of een winterboek – maar het is er ook meteen een parodie op. Behalve een boek over koffie is Koffie ook een boek over genres, en over het spelen daarmee. Het speelt daarnaast ook een spel met Max Havelaar. En net als bij Multatuli heeft de afwisseling van al die stemmen een erg levendig en geestig effect. Je kunt het beter ergens openslaan – dan vind je altijd wel iets interessants. Koffie is een duizelingwekkend boek. Het geeft lering en vermaak – en warhoofdigheid. Ik zie te veel invallen om een grote lijn te ontdekken en te veel vermommingen om nog te willen weten wie er zich achter schuilhoudt. Toch blijkt uit alles ook dat Kregting heel goed en soepel kan schrijven, in allerlei genres en in allerlei stijlen. Hij is een stilist, maar nog op zoek naar een onderwerp.’ (Guus Middag, NRC)
‘deze turf is een boeiend en afwisselend boek geworden, dat ook niet perse van a tot z moet gelezen worden maar dat je lukraak kan openslaan. (…) Prima cadeauboek, niet voor op het nachtkastje, maar voor bij de koffie.’ (Roger Nupie, De VVL-Boekhouding)
‘Interessant zijn de essays, de feuilletons en de zogenaamde “lezersreacties”. In de laatste teksten weerlegt de schrijver vooral met feiten de beweringen van zijn alter ego Otto. Als Multatuli’s Pak van Sjaalman een rijke bron met ideeën, verhandelingen, overwegingen, anekdotes en kritische reacties op wat de schrijver in verband brengt met koffie. Zorgvuldig gedocumenteerd in “Aantekeningen en ophelderingen”. Zeer gevarieerde bundel.’ (Gerard Oevering, NBD Biblion)
‘Voorlopig hoogtepunt in het onvergelijkbare oeuvre van Kregting vind ik Koffie (2013), een boek zoals er in ons taalgebied geen twee zijn. (…) Kregtings interesse in de meest triviale weetjes over koffie leidt in dit boek haast vanzelf naar een bredere diagnose van globaal consumentisme, dat allerlei economische onevenwichten organiseert tussen lokale producenten (koffieboeren), internationale distributeurs (genre Starbucks en Nespresso) en naïeve cafeïneverslaafden zoals U en ik.’ (Jürgen Pieters, Doorbraak)
‘een écht essayboek: dwarsig en zoekend, en over veel meer dan over koffie alleen. (…) Uiteraard kom je allerlei zaken aan de weet over koffie: waar ons bakje troost werd uitgevonden, hoe het aan z’n naam kwam, hoeveel mensen het drinken, wat de heilzame kracht ervan is, wat de bijwerkingen en gevaren zijn (eigenlijk geen, dus laat je niets wijsmaken!). Die facts en figures zijn evenwel slechts het uitgangspunt voor een dieper onderzoek naar de maatschappelijke rol van koffie, de beeldvorming en het discours errond. (…). Dat maakt het een bijzonder rijk en intelligent, maar ook een uitgesproken intellectueel boek (…) een stevig shot cultuurkritiek, stilistisch briljant en gebracht op een prettige, haast Barthesiaanse manier.’ (Carl De Strycker, De Leeswolf)
‘Net als Max Havelaar heeft Koffie een encyclopedisch en een even expliciet als desperaat politiek karakter (…) Tussen alle bevreemdende narratieve en stilistische kronkels door, bevat Koffie ook ontzettend veel feitelijke gegevens, aangevuld met veeleer ideologische overwegingen, die de lezer in staat kunnen stellen om zijn eigen politieke positie te bepalen. (…) Het literaire karakter van de essayistiek in Koffie blijkt niet alleen uit het kundig verweven motief koffie, ook de schrijfstijl is in beschouwende passages op en top die van de prozaschrijver Kregting. Die stijl komt het louter informatieve gehalte van de tekst niet ten goede. (…) Welke meerwaarde heeft Kregtings literair opgewaardeerde – of verduisterde – parafrase boven een handige publieksgerichte samenvatting of boven de oorspronkelijke tekst? (...) Koffie is een ambitieus boek, dat bij mijn weten in de Nederlandse literatuur zijn gelijke niet kent. De combinatie van een volstrekt singuliere schriftuur en een hoogst eigenaardige vorm van literaire onderzoeksjournalistiek maakt van Koffie een origineel en belangrijk boek.’ (Sven Vitse, DWB)
‘Sterk gespecialiseerde literatuur zal een deel van het lezerspubliek onverschillig laten, irriteren of gewoonweg nooit bereiken. Mooie voorbeelden hiervan zijn het zeer maatschappijkritische Koffie. Een doeboek van Marc Kregting of het nagelaten poëtische oeuvre van Jeroen Mettes. Hoe waardevol deze experimentele praktijk ook is, het zou verkeerd zijn haar als norm te stellen.’ (Sven Vitse, nY)

vrijdag 1 februari 2013

Multatuli (1997-1999, 2006-2013)



‘Begrypen is genot’. Inmenging en versmelting in Max Havelaar



1. Inleiding
Uit literatuur stijgt heel wat commentaar op van vertellers, maar moet die kunst daarbij haar grenzen kennen? Uitspraken over de alledaagse wereld kunnen stokpaardjes van de auteur uitserveren die de vrijheid van interpretatie inperken. Ze verbreken bovendien de verhaallijn en storen zo de suspension of disbelief. Dat ethische en formele kwesties dus onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, blijkt ook uit Max Havelaar of de koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy, Multatuli’s fameuze boek waarvan een eerste uitgave in 1860 verscheen. Aan het slot worden, formeel, de personages uit de plot geveegd. Multatuli neemt de pen op. Hij geeft te kennen wat hij vindt en wat er, ethisch, moet veranderen. Met die intentie, en ik citeer uit de op de dubbel aangevulde uitgave van 1881 gebaseerde editie-Kets (1992), offert hij het voorgaande: ‘Ik vraag geen verschooning voor den vorm van myn boek. Die vorm kwam my geschikt voor ter bereiking van myn doel’ (235).
Max Havelaar dient als middel. Catalogiseert men de tekst als roman, dan wordt hij een roman à thèse. De ‘vorm’ valt te verbinden met de omweg van de fictie, waarin er tussen de vele personages twee, de titelheld en Sjaalman, zijn te identificeren met de auteur. Het boek ambieert een buitenliterair effect: verbetering van de positie van de Javaan én rehabilitatie van Multatuli, nom de plûme van voormalig assistent-resident Eduard Douwes Dekker. Van hem mag na zijn zelf aangevraagde ontslag te Lebak de vigerende situatie op de schop. Het woord moet daad worden, voor die boodschap gebruikt Multatuli kapitalen in de term HOOFDSTREKKING.[1]
Dergelijke machtsmiddelen liggen gevoelig bij wie niets dan de tekst wil onderzoeken. Sötemann hield in zijn bewonderenswaardige studie van Max Havelaar volgens het esthetische dogma van eenheid, complexiteit en intensiteit bewust bij het punt van de buitenliteraire werkelijkheid op. Daarmee ontkende hij haar niet (zijn inleiding bevat zelfs een beknopte schets van de koffiehandel), hij stelde er alleen een andere benadering tegenover. Het was 1966, en Sötemann wilde ruimte scheppen voor een structuralistische literatuurbeschouwing in de Lage Landen (Goedegebuure/Heynders 1996: 67). Als hij bij het slot van Max Havelaar ‘een haast onbehaaglijk reële indruk’ (1966: 106) krijgt, verraadt de opeenvolging van bijvoeglijke naamwoorden onder welke vlag zijn studie geschreven is. Werd daarover al tamelijk snel bericht (Van der Paardt 1978), ondergesneeuwd blijft wat een referentiële ambitie zoals Multatuli die had, met literatuur doet en met de wereld.
Van buitenaf valt alvast te signaleren dat eind 2006, als radertje binnen De canon van Nederland, Max Havelaar toch vereeuwigd is als aanklacht tegen wantoestanden in Indië: ‘Het boek is inmiddels in meer dan 140 talen uitgegeven en werd in 1999 door de Indonesische schrijver Pramoedya Ananta Toer in de New York Times betiteld als “The Book That Killed Colonialism”.’ Interessant, tot in hun nickname, zijn twee virtuele reacties daarop:

Re: Max Havelaar
Ach kijk eens aan! De invloed van de PvdA is weer zichtbaar in de klaslokalen. Nutteloze onzin. Leer die kids maar eens iets over de 80 jarige oorlog; dát was namelijk WEL DEGELIJK belangrijk voor de ontwikkeling van Nederland.
Douwe Egberts op 17 oktober 2006

Re: Max Havelaar
Het boek de Max Havelaar werd al in de klaslokalen besproken voordat de PvdA bestond.
Het verhaal speelt zich af in de periode van het cultuurstelsel.
De Indonesische boren werden gedwongen een deel van hun land te verbouwen met producten waar Nederland veel geld aan kon verdienen.
Boeren moesten harder werken om hun normale voedseloogst daarnaast te kunnen binnenhalen..Wat niet altijd lukte
Ondermeer werd het nederlandse spoorwegnet met deze winsten aangelegd en slavenhouders in de West werden afgekocht hiermee toen eindelijk het verbod op slavernij werd ingesteld..
Het "bezit" van Indonesie is zeer wel een factor geweest in de ontwikkeling van Nederland.. en het hoort bij de vaderlandse geschiedenis.
Te snappen is dat iemand die vooral "nationale trots" zoekt voor het opkrikken van de eigenwaarde liever dit niet wilt horen
Indisch4ever op 18 oktober 2006[2]


Hoewel elk boek diverse interpretaties kan losmaken, liggen de overtuigingen zelden zo ver uiteen als hier. Er staan behalve poëticale opvattingen kennelijk belangen tegenover elkaar, van groepen, wat het des te problematischer maakt om, zoals verknochte lezers doen, te spreken van ‘de Max Havelaar’. Of het nu gaat om automutilatie of kannibalisme, de onophefbare kritische spanning zit natuurlijk al in het slot dat, zoals Vervaeck aangaf,[3] met het opnemen van de pen de pen verbeurd verklaart. Wel is Multatuli’s boek sinds 1988 naamgever van het fairtrademerk, dat in de Googlehiërarchie zelfs vóór zijn bron is gedrongen. Wat is er gebeurd?

woensdag 23 januari 2013

Koffie: de groslijst (2005-2012)





‘Aan tafel. 8 ladychefs in de kleren’, De Standaard Magazine 23-1-2010
Jan-Frederik Abbeloos: ‘George Clooney drinkt thee’, De Standaard, 11-10- 2012
Hans Abbing: Van hoge naar nieuwe kunst. Historische Uitgeverij: Groningen 2009
Ludo Abicht: De Verlichting vandaag. Houtekiet: Antwerpen/Amsterdam 2007
Hans Achterhuis: Politiek van goede bedoelingen. Boom: Amsterdam 1999
Hans Achterhuis: Met alle geweld. Een filosofische zoektocht. Lemniscaat: Rotterdam 2008
Achterklap Foto's - 23 oktober 2008’
http://www.ad.nl/koffietest/
Theodor W. Adorno: Minima Moralia. Vertaald door M. Mok. Spectrum: Utrecht 1971
Remieg Aerts: Het aanzien van de politiek. Geschiedenis van een functionele fictie. Bert Bakker: Amsterdam 2009
A.F.Th.: Het schervengericht. Querido: Amsterdam 2007
http://www.ah.nl/perla/
http://www.aholdcoffeecompany.nl/nl/
Wilma van den Akker: Nageljongenstraat. Holland: Haarlem 2008
Alain: Over het geluk. De Prom: Baarn 1996
http://alembert.fr/index.php
Alzheimer Nederland: ‘Waar drinkt u koffie uit?’, NRC, 23/24-8-2012
Haroon Ali: ‘Fietsen op gereclyclede koffiecups’, de Volkskrant, 6-11-2010