dinsdag 15 mei 2012

Het onvoltooide (2011-2012)


1.

‘Er is altijd een beter motto’
(Anonymus, 11e eeuw)


Op een grappige manier bevredigt het onvoltooide gedicht een vraag naar reality. Het is nog van alles aan het passen, wanneer het wordt betrapt door de buitenwereld zonder zich zelfs maar in iets toonbaars te hebben kunnen hijsen. De onberispelijk afgeklede drukletter is niet nabij. Het gedicht staat nog in potlood, zodat er wijzigingen door te voeren zijn die in het radicaalste geval kunnen leiden tot volledige verdwijning onder de bruutheid van de gum. Mochten er ambitie en gelegenheid zijn geweest om het af te maken, dan was er iets verloren aan gegaan: het vermogen te kunnen veranderen. Die verandering is niet neutraal, blijkt uit twee literaire benamingen voor het onvoltooide. Uit statu nascendi valt af te leiden dat er iets groters op komst is. Indachtig de aristotelische teleologie, een doelgerichtheid volgens welke de bal altijd in het netje gaat, zal het kind als onvoltooide volwassene rijpen. En work in progress verraadt dat er in de verandering verbetering of zelfs vooruitgang te bespeuren is, of die nu op esthetisch of ethisch vlak ligt.
Aan het bestaan van auteurs, en de mensheid in het algemeen, valt minder te veranderen. Zelfs Michael Jackson wist met peperdure zuurstoftanks op zijn ranch Neverland het eeuwige leven annex de voltooide tijd niet te implementeren. De dood, in rouwadvertenties vaak gekoppeld aan het motto ‘Het is volbracht’, valt buiten de menselijke invloedsfeer. Voor een kunstwerk moet voltooiing de dood zijn, toebehorend aan musea, waar fixeerlagen van het onveranderlijke zijn aangebracht. Maar literatuur geldt toch als een onuitputtelijke bron, voor lezers én schrijvers? De sonnetten van Shakespeare bleken niet meer definitief, nadat ze in handen waren gevallen van K. Silem Mohammad. In zijn Sonnagrams husselt deze de letters van het klassieke materiaal door elkaar, waarna de restanten de titel vormen. Zo kan Sonnet XLII ‘That thou hast her, it is not all my grief’ in de eenentwintigste eeuw metamorfoseren tot ‘Sheriff Ed Rebuffed Her (“Hey, Hey, Hey, Hey, Hey!”), Then He Fell’. Punt is alleen dat dit resultaat zelf weer bevriest.
In het onvoltooide kunstwerk botsen moleculen echter continu alle kanten op omdat hun training nooit afloopt – caught in the act! De handeling voltrekt zich schijnbaar nog in een werkplaats. Men spreekt van een denkbeweging. Die term is ook gegeven aan nagelaten dagboeken van Ludwig Wittgenstein, in bezit geraakt van zijn zus, en moet dus bedoeld zijn als een karakteristiek. Daarbij luidde het dat filosofische notities waren vermengd met persoonlijke bespiegelingen zodat er, naast een scherper beeld van de mens, een vage samenhang en continuïteit kon oprijzen met Wittgensteins spaarzame officiële werk. ‘De denkbeweging in mijn filosoferen zou je terug moeten kunnen vinden in de geschiedenis van mijn geest en van de zedelijke begrippen daarin & in het begrip van mijn situatie.’ Soepeltjes kwam die taal niet op papier. Volgens de bezorgers van de Denkbewegungen is er een worsteling gaande, een innerlijke nood die bij de verwoording stuit op de grenzen van wat (menselijk) gezegd en (wetenschappelijk) verklaard kan worden. Aldus heten die dagboekaantekeningen intens en authentiek. Een tot één zin samengebalde herinnering aan Clara Schumann staat er met een tussenpoos van negen maanden tweemaal in. Het ontplooide denken blijkt nooit verstard en vernieuwt zichzelf voordurend, iets wat tot uiting komt in een veelvoud van varianten en versies, inclusief een geheimschrift waarvan de code overigens makkelijk te kraken is.
Is een denkbeweging daarom ook bijzonder in relatie tot het onaffe? Tekent dat niet eerder een zekere gemakzucht of is het een goedkope manier om door suggestie eventjes wat geld te verdienen?

woensdag 25 april 2012

Hans Groenewegen (2012)



Driemaal heeft Hans Groenewegen nu een selectie uit zijn kritieken en kronieken over poëzie gebundeld. Met schrijven zin verzamelen vind ik een belangrijk boek, maar het stemt me ook weemoedig. Het lijkt een afscheid van een tijd waarin literatuurbeschouwers een dialoog mochten aangaan met teksten. Maar papieren media zien hier geen heil meer in.
Groenewegen toont wat leesoefening inhoudt. Dat is avontuurlijk en leerzaam, zonder dwang. Omdat Groenewegen beschrijft hoe zijn ervaringen met een gedicht voortschrijden, worden ze behalve controleerbaar ook betwistbaar. Dit kan als zwakte worden opgevat, in termen van ‘Laat die man eens ophouden met over zichzelf te praten’. Maar die man blijkt over gedichten te praten, en zichzelf als proefdier te gebruiken.
Heeft iemand die denkt zoiets beter te kunnen daar nu gelegenheid voor?

dinsdag 21 februari 2012

Sybren Polet (2012)

Het spreekt me enorm aan om een kunstenaar te blijven benaderen alsof hij een beginner is, zoals Sybren Polet aan het slot van Donorwoorden aanbeveelt. Natuurlijk werpt het vruchten af de vergelijking met en de verhouding tot een oeuvre in het oog te houden, maar dat heeft ook een risico: toegepaste formules kunnen een interpretatieschema inslijpen dat principieel teleologisch is.
Wanneer Polet in de genoemde bundel een ‘85-jarige debutant’ opvoert, zal ik, net over de helft van dat leven, zo vrij zijn één gedicht uit Donorwoorden te lezen:

Alibi
Hoor, er zit iets verbaals in de lucht.

En ik, tweemaal geborene,
luister het bijna op lichaamstemperatuur.

Twee-eenheid is materie genoeg, is
massa genoeg voor eenzelvige wijmensen
Voor hen is alle werkelijkheid alibi
voor andere alibi’s.

Oorsprongmensen als oversprongmensen.

Zeg me wat je werkelijk denkt
En ik denk het werkelijker na
(met inbegrip van mijzelf,
mijzelf als alibi.)

En ja, er hangt iets verbaals in de lucht,
iets dat je bijna kunt spreken.


Van begin af wordt de lezer bij het gedicht betrokken met een aanspreking. Omdat er iets in de lucht zit. In de omgangstaal duidt dat op verandering. Volgens mij ten goede, in tegenstelling tot ‘er hangt iets in de lucht’ uit Polets slotstrofe, dat ook op verandering wijst maar ten kwade, iets dreigends, strange fruit. Wanneer er iets in de lucht zit, spreekt men van lenteachtige dingen, kriebels, positieve vibraties. Zo wordt het meest opmerkelijke woord uit de beginzin, ‘verbaals’, als een blijde boodschap ingehaald. In de schriftelijke mededeling die poëzie geworden is, gaat live gesproken worden, waarnaar geluisterd moet.