woensdag 25 april 2012

Hans Groenewegen (2012)



Driemaal heeft Hans Groenewegen nu een selectie uit zijn kritieken en kronieken over poëzie gebundeld. Met schrijven zin verzamelen vind ik een belangrijk boek, maar het stemt me ook weemoedig. Het lijkt een afscheid van een tijd waarin literatuurbeschouwers een dialoog mochten aangaan met teksten. Maar papieren media zien hier geen heil meer in.
Groenewegen toont wat leesoefening inhoudt. Dat is avontuurlijk en leerzaam, zonder dwang. Omdat Groenewegen beschrijft hoe zijn ervaringen met een gedicht voortschrijden, worden ze behalve controleerbaar ook betwistbaar. Dit kan als zwakte worden opgevat, in termen van ‘Laat die man eens ophouden met over zichzelf te praten’. Maar die man blijkt over gedichten te praten, en zichzelf als proefdier te gebruiken.
Heeft iemand die denkt zoiets beter te kunnen daar nu gelegenheid voor?


Het is verleidelijk nee te roepen, en met de vinger te wijzen naar bladen als Knack en Vrij Nederland, waar geïnteresseerden ooit frequent kritieken op diverse poëziebundels voorgeschoteld kregen en heden sporadisch een titelbeschrijving van 200 woorden. Als omvang een criterium is, zou internet de oplossing zijn. Hoewel beweerd wordt dat een adequate tekst er maximaal 400 woorden kan verdragen, staan daar intussen de langste stukken over poëzie.
Om in de papieren lacune te voorzien is met steun van de overheid zelfs de recensiesite De Reactor opgericht. Grappig is dat Groenewegen in zijn boek deze virtuele plek aanbeveelt, maar bij een concreet essay moet constateren dat de lengte, van 2000 woorden, hem heeft begrensd. Hij acht het einde van zijn toenmalige tekst een tegemoetkoming aan de redactie, vindt het ‘pathetisch’ en ploegt in de boekversie voort, om na meer dan 7000 woorden te eindigen met een vraagteken.
Terzelfder plekke beklaagt Groenewegen zich over wat hij een formule noemt, maar wat in beter Nederlands format heet: ‘Zij vraagt om een waardeoordeel (…) het hanteren van de schaal van 10 tot 1 beheers ik niet.’ Groenewegen was dan misplaatst geweest bij Poëzierapport dat in zijn ongesubsidieerde voorleven cijfers uitdeelde aan bundels. Toch nam die site de ruimte en besprak ze minder voor de hand liggende titels. Wel oogden de teksten dikwijls eindeloos, omdat ze alles leken te willen becommentariëren. De meest intrigerende recensent deed ook mee aan comments, waarin hij de CAPS-LOCK-toets indrukte. Maar wat ambieerde de site? Toen de subsidie werd stopgezet, schrapte Poëzierapport zichzelf van het web.
En er staan lange stukken over poëzie op de site van De Groene Amsterdammer waar per keer maximum 1500 woorden aan het genre worden gewijd. Terwijl Groenewegen uitgaat van één bundel, zet de site er diverse achter elkaar, soms met evenementen erbij. Waar Groenewegen leeservaringen objectiveert, maakt De Groene Amsterdammer van aandacht een dagboek. De overweger wijkt voor de naweger, ‘maar omdat’ wijkt voor ‘en toen’.
In tegenstelling tot wat het internet met zijn oneindigheid vermag, laat het vol goede bedoelingen parochies ontstaan. De genoemde sites willen deelnemen en de actualiteit mede bepalen. Groenewegens interesse ligt hooguit in de vooronderstellingen die dan spelen. Dat maakt hem geschikter voor een literair tijdschrift. Dat medium ligt echter onder vuur, bij subsidiegevers en belastingbetalers, omdat het een gesloten wereldje zou vertegenwoordigen.
De meeste essays uit Met schrijven zin verzamelen stonden in het literaire tijdschrift DWB. Daar wordt de poëzierubriek inmiddels verzorgd door een trio dat ‘Jonge wolven’ heet. Hun naam belooft energie en gretigheid om een object desnoods te verscheuren. Het resultaat van wat ze doen met de voorspelbare namen is echter niet ongekend. Bovendien praktiseren deze wolven zo’n beetje het tegendeel van een essay, omdat ze vooral met elkaars inzichten bezig zijn.
De daartoe gebruikte briefvorm is wellicht een verzoeknummer, omdat ze in vergelijking met een essay of analyse een aantrekkelijker format lijkt. Dat een literair tijdschrift dit hanteert, steunt een observatie van Gert de Jager. Hij zei onlangs bladen als Bzzlletin te missen, waar langere beschouwingen over niet per se de allerrecentste poëzie stonden, zonder pretentie van opleuking of kras oordeel.
Bij Groenewegen kan De Jager zijn hart ophalen. Ook omdat Met schrijven zin verzamelen tussenspelen van 700 woorden bij één gedicht bevat. Ze geven de start van het leesproces. Veel heeft het allemaal niet om het lijf, het vlees moet nog aan de botten komen. Toch laat Groenewegen verstaan hoe ingrijpend lezen kan zijn. Een gedicht wil hij door memorisatie zich letterlijk eigen maken. Waar dit op termijn toe kan leiden, laten de omringende essays zien.
Ik meen dat Groenewegen het recht bepleit om zorgvuldig en onspectaculair te zijn. Dat is een politieke daad, hoewel al in 1973 Pierre Bourdieu een artikel schreef over de publieke opinie die tot stand komt door peilingen en waarin de mening ter plekke werd geschapen, al was het door de vraagstelling. Er bestond slechts keuze tussen ja en nee, voor of tegen.
Groenewegen poneerde ooit dat indien we nog in de tijd van loodzetters zouden leven, de uitroeptekens en de dubbelepunt afgesleten zouden zijn, terwijl vraagtekens, beletseltekens en komma’s schoon in de kast zouden liggen. Het heersende oordeel, dat het voor dichters een compliment is door Groenewegen te worden besproken, verdient daarom uitbreiding. Zijn essays plaatsen het denken van de betreffende poëzie in de maatschappij die haar mogelijk maakt. Ze complimenteren ook alles wat ons omringt, zelfs wanneer het niet wil worden opgemerkt.
Mogelijk valt Groenewegens aanpak te begrijpen vanuit het begrip phronèsis, dat verwijst naar praktische wijsheid die vanaf Aristoteles is afgescheiden van theoretische kennis. Dan zijn er volgens Wikipedia vier randvoorwaarden:

1. een concreet geval;
2. geen logische afleiding, maar het resultaat van afwegingen;
3. een ethische dimensie;
4. bemiddeling tussen vuistregels en unieke situatie.

Die laatste voorwaarde heeft geleid tot Groenewegens meest polemische boek tot heden. Het strekt zich uit van een kritiek op het plakken van etiketten tot en met de consequenties van dichterschappen die op het internet parasiteren. Om zo’n vlucht te kunnen maken moet er jaar na jaar zijn geleefd met poëzie. Mijn indruk dat het weinig waarschijnlijk is dat er nog veel essaybundels met de gulheid van Met schrijven zin verzamelen gaan verschijnen, is niet bedoeld als cultuurpessimisme. Ik hoop dat er ander moois gaat komen.

Toespraak bij Stichting Perdu, Amsterdam, 24-4-2012