donderdag 24 september 2015

Joost Zwagerman (1993)


De prinsenkinderen van Joost Zwagerman


Het laatste dat ik over hem hoorde, betrof eigenlijk een nationale bekendheid wiens naam me is ontschoten. Zwagerman zou hem (en de componist-vertolker van o.a. 'Moon over Bourbon Street') in Vals licht te herkenbaar hebben afgebeeld als hoerenloper. Hoe het afliep, weet ik niet meer precies. Iets met een grof schandaal en wijzigingen in de zoveelste druk. In elk geval hadden de media te doen en las een respectabel aantal mensen weer eens een boek, al telde het maar een halve pagina.
Voor je nog zou gaan denken dat Joost Zwagerman en geeuwrumoer wat met elkaar hebben, is het maar gelukkig dat die roman Vals licht (1991) het conflict tussen het hogere en het lagere thematiseert. De vormloze aanstichter tot dit drama is decennia eerder gelokaliseerd in Radiguets Le diable au corps (dat op de achterflap van Zwagermans debuut De houdgreep reeds ter sprake kwam): 'Mijn liefde stelde alles in een vals licht.' Zwagerman biedt in zijn meest recente werkstuk vaardig diverse verschijningen van dit beeld. Letterlijk wanneer de hoofdpersoon Simon Prins op jeugdige leeftijd met zijn oog tegen een fietsstuur slaat, in de raamverlichting van de peeskamertjes die prostituees als zijn geliefde Lizzie Rosenfeld moet flatteren en in Lizzies privé-domein de 'onderwaterkamer', een fenomeen dat Zwagerman aan de contemporaine film Mermaids kan hebben ontleend. Uit de onderwaterkamer wordt daglicht geweerd. Overdrachtelijk staat vals licht voor de schijnbare intimiteit tussen hoer en klant, het 'schaduwbestaan', voor het netwerk van leugens die Simon in de loop van de roman, al dan niet met hulp van Lizzies psycholoog Martin van Doorn, ontmaskert. Hij bereikt de waarheid achter haar leven en daarmee achter hun liefde – die breekt. Weer een stap verder vertegenwoordigt vals licht kitsch ten opzichte van het oorspronkelijke, om uiteindelijk te stranden bij begrippenparen als schijn en wezen, verbeelding en werkelijkheid. De algehele uitvergroting wordt op talig vlak ondersteund door de stijlfiguur pars pro toto. Een man met een baard heet bijvoorbeeld 'de baard'.
Niet alleen door deze kunstgrepen lijkt de Zwagerman van Vals licht op A.F.Th. van der Heijden. Ik vermoed dat Lizzie Rosenfeld te beschouwen is als een jarentachtigversie van Milli Händel uit De gevarendriehoek. Beiden zijn afkomstig uit Brabant, kennen niet de meest ideale ouders, studeren in Nijmegen en hebben zoiets als een eetprobleem. Ik wijs ook op wat minder persoongebonden parallellen. Waar bij Van der Heijden Albert op meerdere fronten 'impotent' heet, is in Vals licht Lizzie buiten werktijd 'gesloten'. Haar sexueel-therapeutische spelletjes met Simon doen denken de door Masters & Johnson verantwoorde pogingen van Albert en Marike de Swart. Wanneer het dan tot gemeenschap komt, geschiedt dat bij fysiek ongemak: Simon heeft griep, Marike herstelt van een abortus. En na de ban gebroken is, wordt er kinderlijk genoten van de ontheiliging in diverse variaties (Simon vergelijkt het wisselen van standje met het inruilen van de ene religie voor de andere). Misschien is het hierom dat Zwagerman de oorspronkelijke achternaam van Simon, Witschge[1], heeft veranderd in Prins – als saluut aan Van der Heijden die zichzelf soms half-ironiseert met 'prins van den bloede'. Misschien, maar ik denk van niet.