vrijdag 9 oktober 2015

Punt. Wat zeg je? (2015)





ISBN 978 94 6001 407 9, 80 blz.
Cd ingesproken door Marc Kregting (Daisy 23299)
Vormgeving: Mulder van Meurs


‘Oké, we beginnen. Ernst, ik heb het tegen jou.’

‘Vandaag gaan we het hebben over… Bram, stil.
Vandaag hebben we het over… Sissi, ik bid je.
De grote vraag is dus… Amélie, op je stoel.
Het thema van vandaag… Jenny! Wat doe je?
Sissi, weer jij! Dus de Khoikhoi... Stan, toe nu.
Oké, wie van jullie weet… Cassius, jongen toch.
Er zijn dus de Khoi... Godeliefje, nee, laat me.
De Khoikhoi zijn raar. Dus wat zou ik, Victor?
Hebben jullie eens een woord… Stan, ook jij?
Noem het een volk, Frederik, een raar volkje.
De vraag, het thema… Osip, morgen kan ook.
Waar hebben we vandaag… Adelheid, alsjeblief!
Weet je wat jullie zijn? Nou? Hallo! Hallo?’

‘Ik krijg van jullie, echt, ik krijg een punthoofd.’
  

Iedereen die schrijft, gebruikt wel een punt. Je zet dat teken aan het eind van een zin. Dan is die voorbij. Maar wat is een punt eigenlijk? Marc Kregting had niet meteen een antwoord. Daarom schreef hij een boek. Allerlei soorten tekst kwamen langs: een brief, een sprookje, een grap,... Kregting droomde ervan zijn boek af te sluiten zonder punt, en met het langste woord uit het Nederlands. Zo werd Punt een grappig boek. Met een open einde?

‘We gebruiken allemaal punten aan het einde van een zin. De zin is klaar. Marc Kregting vraagt zich in zijn verhandeling af wat die punt eigenlijk is, weet niet direct een antwoord en tapt vervolgens uit verschillende vaatjes om helderheid te verschaffen.’ (Wim Brands, vpro gids)
‘Een wijsgerig opstel’ (Daniël Rovers, Ons Erfdeel) 
‘Een manco is dat de auteur in zijn associatiezucht vaak doorschiet. Van de aanstekelijk docerende leraar ontpopt hij zich meer en meer als een dichter die allerlei tekstuele capriolen uithaalt die zijn lezers niet altijd zullen verstaan. Citaten van auteurs als Wittgenstein, Artaud en Mandelstam zijn daarbij te moeilijk. Didactisch verantwoord is het boekje niet. Het blijft een vermakelijk taalspel, tenminste als je de dichter volgen wilt. Verschillende lettergroottes. Geen aanrader. Moeilijk te categoriseren: deels informatief/deels poëtisch-cabaretesk; deels voor jeugd/deels voor volwassenen.’ (L. Torn, NBD Biblion) 
Ik vind de gedachten van de auteur echt opvallend en intelligent! Het begint met een punt, maar beëindigt ook een punt’ (Ismail Yagiz, Goodreads

donderdag 24 september 2015

Joost Zwagerman (1993)


De prinsenkinderen van Joost Zwagerman


Het laatste dat ik over hem hoorde, betrof eigenlijk een nationale bekendheid wiens naam me is ontschoten. Zwagerman zou hem (en de componist-vertolker van o.a. 'Moon over Bourbon Street') in Vals licht te herkenbaar hebben afgebeeld als hoerenloper. Hoe het afliep, weet ik niet meer precies. Iets met een grof schandaal en wijzigingen in de zoveelste druk. In elk geval hadden de media te doen en las een respectabel aantal mensen weer eens een boek, al telde het maar een halve pagina.
Voor je nog zou gaan denken dat Joost Zwagerman en geeuwrumoer wat met elkaar hebben, is het maar gelukkig dat die roman Vals licht (1991) het conflict tussen het hogere en het lagere thematiseert. De vormloze aanstichter tot dit drama is decennia eerder gelokaliseerd in Radiguets Le diable au corps (dat op de achterflap van Zwagermans debuut De houdgreep reeds ter sprake kwam): 'Mijn liefde stelde alles in een vals licht.' Zwagerman biedt in zijn meest recente werkstuk vaardig diverse verschijningen van dit beeld. Letterlijk wanneer de hoofdpersoon Simon Prins op jeugdige leeftijd met zijn oog tegen een fietsstuur slaat, in de raamverlichting van de peeskamertjes die prostituees als zijn geliefde Lizzie Rosenfeld moet flatteren en in Lizzies privé-domein de 'onderwaterkamer', een fenomeen dat Zwagerman aan de contemporaine film Mermaids kan hebben ontleend. Uit de onderwaterkamer wordt daglicht geweerd. Overdrachtelijk staat vals licht voor de schijnbare intimiteit tussen hoer en klant, het 'schaduwbestaan', voor het netwerk van leugens die Simon in de loop van de roman, al dan niet met hulp van Lizzies psycholoog Martin van Doorn, ontmaskert. Hij bereikt de waarheid achter haar leven en daarmee achter hun liefde – die breekt. Weer een stap verder vertegenwoordigt vals licht kitsch ten opzichte van het oorspronkelijke, om uiteindelijk te stranden bij begrippenparen als schijn en wezen, verbeelding en werkelijkheid. De algehele uitvergroting wordt op talig vlak ondersteund door de stijlfiguur pars pro toto. Een man met een baard heet bijvoorbeeld 'de baard'.
Niet alleen door deze kunstgrepen lijkt de Zwagerman van Vals licht op A.F.Th. van der Heijden. Ik vermoed dat Lizzie Rosenfeld te beschouwen is als een jarentachtigversie van Milli Händel uit De gevarendriehoek. Beiden zijn afkomstig uit Brabant, kennen niet de meest ideale ouders, studeren in Nijmegen en hebben zoiets als een eetprobleem. Ik wijs ook op wat minder persoongebonden parallellen. Waar bij Van der Heijden Albert op meerdere fronten 'impotent' heet, is in Vals licht Lizzie buiten werktijd 'gesloten'. Haar sexueel-therapeutische spelletjes met Simon doen denken de door Masters & Johnson verantwoorde pogingen van Albert en Marike de Swart. Wanneer het dan tot gemeenschap komt, geschiedt dat bij fysiek ongemak: Simon heeft griep, Marike herstelt van een abortus. En na de ban gebroken is, wordt er kinderlijk genoten van de ontheiliging in diverse variaties (Simon vergelijkt het wisselen van standje met het inruilen van de ene religie voor de andere). Misschien is het hierom dat Zwagerman de oorspronkelijke achternaam van Simon, Witschge[1], heeft veranderd in Prins – als saluut aan Van der Heijden die zichzelf soms half-ironiseert met 'prins van den bloede'. Misschien, maar ik denk van niet.