maandag 15 juni 2009

Yves Leterme (2009)


De definitieve doorbraak van de vierde macht

‘Als het onze perversie is om nooit de reële gebeurtenis te wensen maar haar spektakel, nooit de dingen maar hun teken en de geheime spot van hun teken – dan wil dit zeggen dat we er niet zo’n behoefte aan hebben dat de dingen veranderen, of het moet zijn dat de verandering ons verleidt.’
Jean Baudrillard


Hoewel ruimtelijk inzicht niet mijn sterkste punt is, weet ik vrij zeker dat iemand pas na zijn overlijden een in memoriam kan krijgen. Mocht dit inderdaad de regel zijn, dan is de spreekwoordelijke uitzondering daarop Yves Leterme. Op vrijdagmorgen 19 december 2008 had de site van De Standaard een lang biografisch artikel, waarin gedecideerd afscheid werd genomen van de premier. In die functie was de man toen echter nog volop in de weer (dat meldde ook het aanpalende bericht ‘Leterme rekt doodsstrijd’). Omdat andere Vlaamse kranten teksten publiceerden die soortgelijke vreugdevuren ontstaken, leek de wens de vader van de gedachte. Zelfs toen er ’s middags als onderdeel van de zaak, gecentreerd rond de Fortisbank, een persbericht verscheen waarin gemeld werd dat een raadsheer van het Hof van Beroep door een collega ‘fysiek, verbaal en mentaal zwaar belaagd’ was, bleef de aandacht gericht op één persoon die ‘het land in gijzeling’ hield. Men rook zijn bloed – de zondebok was op offerafstand geraakt.
Deze human interest kreeg trekken van een tendensroman. Als ik mij even beperk tot de (door Bart Brinckman verzorgde) biografie van De Standaard, dan wordt het hoofdpersonage niet steeds bij naam genoemd maar heet hij ook ‘een koppige West-Vlaming’, ‘de West-Vlaming’ die ‘het schoolvoorbeeld van een rancuneuze binnenvetter’ is, en ten slotte ‘de Ieperling’. Hier acteert een flat character, zoals ‘de neger’ die een goed ritmegevoel heeft en ‘de jood’ die geld opstrijkt uit een internationaal complot. Dat deze twee varianten in de media zelden opduiken, komt uiteraard doordat ze het discriminatieverbod overtreden. Bij Leterme blijkt dat niet van kracht. Zijn door hem overigens gretig geëxploiteerde geografische afkomst determineerde een gebrek aan geestelijke souplesse. Er werd bijvoorbeeld een parallel geschetst met oud-wielrenner Michel Pollentier die ‘ook uit de Westhoek’ komt, zodat diens onhandige dopingaffaire op Alpe d’Huez de val van de premier verhelderde.
Nu hoeft er niet gewichtig gedaan te worden over de omstandigheid dat de meeste Vlaamse kwaliteitsjournalisten wonen in de driehoek Antwerpen-Gent-Brussel. Het is eigenlijk wel grappig dat zij bij bijvoorbeeld Steve Stevaert steevast aangeven dat hij uit Limburg of Hasselt komt – in België zijn er niet alleen drie anderstalige regio’s, Vlaanderen herbergt zijn eigen buitenlanden. Toch rijst de indruk dat inzake Leterme, geen knuffelwestvlaming zoals Arno of Flip Kowlier, dit onschuldige delict scherper is. Hij wordt zogezegd genotvol gediscrimineerd. Terwijl die houding bij het Vlaams Belang, die haar toepaste op buitenlanders, leidde tot een cordon sanitaire, lijkt datzelfde verbond van fatsoenlijke smaak gesloten rond de inboorling Leterme om het delict toe te dekken met openbaarheid. Een leidmotief waarmee dit personage, en het vasthoudende deel van zijn kiezers en partijgenoten, wordt gekenschetst is dat van Calimero, het televisie-eendje dat zich tekortgedaan voelde door de boze buitenwereld. Aan die negatieve eigenschap wordt vervolgens meer of minder expliciet voedsel gegeven.
Ook daarvan biedt het stuk in De Standaard voorbeelden: ‘Feitelijk had hij gelijk. Maar zoals zo dikwijls liet Leterme zich alleen door de feiten leiden en ging hij compleet voorbij aan de context.’ Voordat ik verder citeer, zij gewezen op de frase ‘zoals zo dikwijls’ waarmee de paternaliserende verteller het stereotiep goed en slecht luister bijzet.

‘Zijn hobbelige parcours als eerste minister verstoorde de relaties met de media. Hij ergerde zich aan de berichtgeving in alle kranten. Hij stoorde zich aan de slordigheden, er was te weinig aandacht voor zijn “goede plannen” voor de mensen. Maar Leterme begreep niet dat een eerste minister met de media een chemie moet opbouwen, een chemie die vervolgens naar een soort van charisma kan worden omgezet.’

Hier is een nieuwe catechismus ontstaan. Een politicus, hoe deze conform zijn West-Vlaamse inborst ook zwoegt (tijdens de dans om de banken 16 à 17 uur per dag), moet journalistieke wetten eerbiedigen voor hij een kans van slagen krijgt.

In deze verwerkelijkte fictie doemde tijdens het regeringsdrama een antagonist op, minister van Justitie Jo Vandeurzen. Deze zou ‘ook een grijze muis’ zijn, maar durfde ‘verantwoordelijkheid’ te nemen door eigener beweging af te treden omdat ‘de schijn van betrokkenheid’ bij dubieuze zaken zijn ‘geloofwaardigheid’ had aangetast. Aldus kwam hij ‘met opgeheven hoofd uit dit onverkwikkelijke schouwspel’. Maar in zijn ontslagbrief suggereert Vandeurzen veeleer problemen bij de magistratuur en legt hij zich neer bij de beeldvorming: ‘Ik heb er ondertussen mee leren leven dat in deze tijden de perceptie belangrijker is dan de waarheid of de werkelijkheid.’ Zijn baas mist die berusting. Of zoals ‘de gerenommeerde Gentse politicoloog’ Carl Devos – ondanks universitaire decreten omtrent A-publicaties permanent op televisiescherm en opiniepagina – aan het dagblad Trouw zei: ‘Leterme komt nu niet goed weg. Het blijft een ontslag dat met veel tegenzin genomen is, geen exit met grandeur.’
Het antagonisme met Vandeurzen werd vervolgens, zoals dat in tendensromans gebeurt, als zodanig benoemd. Zo kon Leterme bij zijn door de buitenwacht gewenste ontslag een trap na krijgen. Bij niemand is dan ook het beeld van ‘de boemerang’ zo vaak opgedoken. Ontelbare keren kreeg Leterme eigen verwijten en blunders naar het hoofd geslingerd. De Brabançonne met de Marseillaise verward, getwijfeld aan het francofone intellect, de RTBF vergeleken met Radio Mille Collines, ‘800.000 kiezers’ in de kou gezet, ‘vijf minuten politieke moed’ ontbeerd voor het communautaire vraagstuk…: de triomfale onoriginaliteit van deze terechtwijzingen door iemand te pakken op zijn eigen woorden doet vermoeden dat journalisten om hun gemakzucht grinnikten. Hooguit vergde het terugkaatsen van de vermeende rancune het uiterste van hun metaforische vermogen: ‘Zijn “harde schijf” is legendarisch en wordt nooit opnieuw geformatteerd’.
Hoewel subtiliteit in de bellettrie nooit een maatstaf voor succes geweest is, frappeert de banaliteit van de uitgeserveerde details. Ik citeer weer De Standaard (uit een analyse van Wetstraatredacteur Steven Samyn): ‘Als kers op de taart werden op de slappe ministerraad slappe frieten, mayonaise en frikandellen geserveerd. Smakeloze kost voor een smakeloze regering.’ Deze onthulling kan dubbel gecodeerd zijn, omdat ook bekend werd in welk Brussels restaurant tezelfdertijd Open VLD crisisoverleg pleegde. De grote roerganger daarvan, Letermes voorganger Guy Verhofstadt, zou sowieso een andere culinaire inslag hebben. Zijn veelgeprezen kosmopolitisme van Gent tot Toscane had tevens tot gevolg dat er destijds een Italiaanse kookte in de Wetstraat. Zij maakte bij communautaire stremmingen onder Leterme zelfs even haar comeback – en meteen, luidde het breaking news, waren de onderhandelingen vlot getrokken.

Met Verhofstadt dringen zich in journalistiek opzicht De Morgen op en politiek hoofdredacteur Yves Desmet. Deze is getuige zijn opiniestukken nogal een fan, zoals heetgebakerde comments, boven welk genre ook de bron voor ‘wat er speelt onder de bevolking’, steevast constateren (inclusief de insinuatie dat Verhofstadt en hij bij dezelfde loge zitten). Desmets dunk van Leterme is minder hoog. Mij staat geen hoofdredactioneel over de regering bij waarin de premier niet van jetje kreeg. Het ontslag leek de beloning voor maandenlang beuken. Leterme leidde immers, volgens het hoofdcommentaar, de ‘slechtste naoorlogse regering’ die België gekend had, met uiteraard respect voor Vandeurzen, ‘een eervol en integer man die niet in de onwettelijkheid is gegaan, maar beter andere instructies had gegeven aan zijn procureur bij het hof van beroep’. De wanprestatie kwam volledig op conto van Leterme:

‘volks, joviaal, intelligent aan de ene kant: dodelijk kil, rancuneus en wantrouwig aan de andere kant. Naarmate die tweede persoonlijkheid het overnam van de eerste verloor hij het vertrouwen, zeker van de oppositie, dan van zijn coalitiegenoten, uiteindelijk zelfs van zijn eigen fractie. Eenzaam en verbitterd moet hij nu de kelk ledigen, en zal hij waarschijnlijk nooit nog een hoofdrol spelen in de Belgische politiek. Van 800.000 stemmen tot politieke paria in minder dan twee jaar, het moet het meest onwaarschijnlijke parcours uit de Wetstraatgeschiedenis zijn.’

Vermoedelijk nog beduusd door het welslagen, zijn de eerste drie woorden van dit portret wonderlijk positief voor Desmets doen. Diezelfde dag citeerde hij voor de opiniepagina van De Morgen uit zijn oude files om de ex-premier nog genuanceerder te typeren: ‘gedreven door het minderwaardigheidscomplex van de West-Vlaamse zoon van de schilder-behanger’. Wel had Desmet toen al een tweede einde onderkend: ‘Het systeem van ons-kent-ons, het systeem van informele netwerken die zich weinig gelegen laten aan formele rechtsregels, een systeem van gearrangeer en regelen tussen politieke broodheren en politieke aanhorigen in overheidsdienst.’ Hiermee warmde hij een cliché op over België, over de regering-Verhofstadt volgens Letermes verkiezingscampagne (het Sabenadossier), en over het fenomeen politiek in brede zin. Het was ironisch dat in De Standaard Marc Reynebeau het bijbehorende klassieke parcours van dienstbaarheid aan een partij, om vanuit een gestage opbouw van een netwerk tot de top door te stoten, juist passé achtte. Leterme belichaamde een nieuw type, in de jaren negentig opgestane politicus die uiting gaf aan de doorgedreven personalisering.
Dit verklaart adequater de hebbelijkheid van media de erin optredende mensen onophoudelijk aan een dieptepsychologisch doorzicht te onderwerpen. Ideologisch gezien valt er schijnbaar minder te beleven. Elke aanleiding vergt een op maat gesneden gedachtegoed, zodat christendemocratie, socialisme en liberalisme louter in hun immer kneedbare neovormen te begrijpen zijn. De sterrencultuur noopt dan ook tot geheugenverlies, al was het omdat anders de veelgepleegde kwalificatie ‘nooit gezien’ ofwel ‘du jamais vu’ doel mist. Aldus kan steile opgang, zoals dit voorbeeld getuige ook Desmets voorspelling wil, bij tegenslag leiden tot opbranden.
Het gekke is dat die tegenslag niet alleen door macro-economische rampspoed, onwillige collega’s en weifelend optreden op Letermes weg is gekomen, maar dat die door media over hem is afgeroepen. En dat gebeurde dus niet zachtzinnig. Mij schiet maar één referentiepunt te binnen: de manier waarop Geert Wilders de vele dingen benoemt die hem niet zinnen, louter met grimmige superlatieven. Helaas misbruiken bladen de ratio van ‘het debat’ voor medewerkers die door jaar na jaar verplicht columns te vullen niet meer beseffen dat ze over mensen van vlees en bloed schrijven ten overstaan van een publiek, maar het zou me niet verbazen wanneer de marathonreeks commentaren van Desmet op Leterme, culminerend in het spugen op een lijk, juridisch kan worden beschouwd als aanzetten tot haat.
Ik noem dat gek, want de nood aan kritische journalistiek lijkt hoog. Dat Leterme echter ten prooi viel aan centrifugale krachten die destructie beoogden is des te pijnlijker, omdat steeds benadrukt werd dat het land in een diepe crisis verkeert. Die reflex van schandaliseren, het zich verkneukelen over een dreigende mislukking, vertonen ook Lijst Dedecker en Vlaams Belang. Gerolf Annemans gaf zelf toe: ‘Voor mij is het vooral een gelukkige dag omdat eens te meer bewezen is dat dit land niet langer werkt.’ De rest van zijn commentaar loog er evenmin om: ‘Om dit land te kunnen leiden, heb je echt een rat nodig. Iemand die kan marchanderen en zichzelf steeds opnieuw verkopen. Yves Leterme was een verdienstelijke Vlaamse minister-president: koppig, noest, West-Vlaams. Maar als federaal premier was hij echt een maatje te klein. Daarvoor heb je iemand zonder geweten nodig, maar blijkbaar heeft hij dat nooit geleerd van zijn voorganger Guy Verhofstadt.’

Leterme werd gelyncht omdat hij de scheiding der machten niet gerespecteerd zou hebben: een beroepsgeheim van een rechter heette geschonden. Maar dat is geredeneerd vanuit de Verlichtingsdrieslag uitvoerend, wetgevend en rechterlijk, terwijl de representerende macht erbij gekomen is. Bij het regeringssneven werd dat manifest. NRC Handelsblad berichtte: ‘De Vlaamse omroep zond live uit vanuit de Kamer. Een verslaggeefster vroeg Kamerleden om reacties op het rapport, terwijl ze het nog zaten te lezen. Hoofdredacteur Peter Vandermeersch van De Standaard leverde in de uitzending commentaar op nieuws uit het crisisberaad van ministers, dat “goed ingevoerde bronnen” hem per sms stuurden.’
Dat de genoemde krant het nieuws over een neochristendemocraat dirigeerde is tekenend. Als voormalige spreekbuis van de CVP ging De Standaard na de verzuiling een eigen koers varen – zoals in de postideologie De Morgen van een socialistische krant veranderde in een fotoblad met middle class bijschriften. Maar doordat dit, Reynebeaus karakteristiek van de nieuwe politicus indachtig, gebeurde in de context van gepersonaliseerd nieuws op basis van lezersverwachting, heeft de bashing van Leterme een pervers trekje: de man is eerst grootgemaakt en vervolgens gekleineerd. Ook bij de vierde macht regeert het neoliberalisme. Niet voor niets viel uitgerekend in De Standaard te vernemen dat de Krant van West-Vlaanderen ‘voor Leterme een geprefereerd communicatiekanaal’ is: de verzuiling duurt onder alternatieve etiketten voort.
In mijn ogen kleurt het motief van de 800.000 stemmen daarmee pimpelpaars. Politiek en media (uitgezonderd uiteraard Desmet) werkten voor de gelegenheid van de verkiezingen samen, met de kiezer annex lezer als klant. Misschien stemde het nooit geziene resultaat jaloers, er viel in elk geval geen munt uit te slaan, omdat slechts Leterme er beter van leek te worden. Over het electoraat heen prefereerden zowel media als politiek toen de tegenkanting. Als de man zich zo sterk voelde dat hij hun catechismus durfde te overtreden, zocht hij het voortaan zelf maar uit. Desnoods mocht hij hun belangen dienen door de Calimero te spelen met die provinciale verongelijktheid over hem aangedaan onrecht. Een journalist die zich achteraf schijnbaar bewust werd van de dwaasheid van deze status quo, verdedigde zich met de observatie dat de premier vóór de Fortisaffaire al op slechte voet stond met de pers.
Maar het is waar, alle specialisten gaven blijk van kennis van zaken over Letermes nooit geziene spartelingen. Zodra een overleg langer dan een uur duurde, signaleerden zij het risico van een ‘bunkersyndroom’, volgens welke men bij ontstentenis van contact met de corrigerende buitenwereld, de media dus, de realiteitszin verliest. Dit gevaar groeide slechts omdat de wegkapitein van de ploeg uit West-Vlaanderen kwam, zodat hij als een ware Flandrien ‘koppig zijn ondergang tegemoet koerste’. En zo geschiedde. Hij werd opgevolgd door Herman Van Rompuy, die van Carl Devos zelf de zegen kreeg: ‘een absolute topper’. Diens duiding van de rodelantaarndrager, over wie overigens consensus heerste hij na parlementair onderzoek van blaam gezuiverd zou worden, kon in één zin: ‘Leterme heeft misschien vrienden in de Dorpsstraat, in de Wetstraat zijn ze zeldzaam’.
Ook klopt het dat – over scheiding van machten gesproken – de meest geheime verklaringen en documenten meteen op het internet stonden. Vandeurzens ontslag schijnt zelfs in een sms van De Standaard gemeld te zijn voor alle regeringsleden op de hoogte waren en terwijl kabinetsmedewerkers met Wetstraat-journalisten belden om mee te delen dat er nog geen beslissing was genomen, meldde De Standaard Online dat de regering was gevallen. Lang is het bon ton geweest ‘de media’ de schuld te geven van publiek gemaakte ellende, waarop de verontwaardigde reactie kwam dat slechts de brenger van het nieuws op zijn falie krijgt. Dat was in de tijd dat er volgens het cliché geen maat stond op politiek gekonkel waarover zelden uit de school werd geklapt. Omdat men gegijzeld was (stockholmsyndroom)? Eén van de vier machten achtte die tijd voorbij en schreef een roman onder de titel Huilen met de wolven.

Streven LXXVI/2 (febr 2009)